De Europese milieuministers hebben elkaar gevonden in een 35 procent reductie van CO2-uitstoot door nieuwe auto’s in 2030. Het is de gulden middenweg tussen de 30 procent die de Europese Commissie voorstelde en de 40 procent waartoe het parlement zich vorige week bereid verklaarde. Toch is niemand echt blij met het compromis.

Acea bijvoorbeeld, de koepel van Europese autofabrikanten, waarschuwt bij monde van secretaris-generaal Erik Jonnaert nog altijd voor de negatieve gevolgen die de reductie van CO2-uitstoot kan hebben op de concurrentiepositie van de Europese auto-industrie, fabrieksarbeiders en consumenten. “Acea roept de drie instituties (Europese Commissie, Europarlement en de Raad van ministers) op om een definitief besluit te nemen dat de juiste balans treft tussen milieubehoud en het veiligstellen van de Europese maakindustrie, die tegelijkertijd betaalbare en geschikte mobiliteit betekent voor alle burgers.”

Nederland

Het FD noteert teleurstelling uit de mond van D66-staatssecretaris Stientje van Veldhoven van Infrastructuur en Waterstaat. “Nederland had echt hogere ambities”, doelend op de 40 procent waar ook het parlement voor ging. Nederland sloot daarvoor een verbond met Ierland, Zweden, Denemarken, Luxemburg en Slovenië. Gezamenlijk ondertekenden deze landen een verklaring waarin zij hun teleurstelling uitten. Opvallend is dat dit allemaal landen zijn waar autofabricage geen grote rol in de landelijke economie inneemt. Hoe nu verder? De drie partijen zijn onmiddellijk met elkaar in gesprek gegaan om uiteindelijk een Europees standpunt te kunnen bepalen. Het alles staat in het kader van de doelstellingen van het Parijs-akkoord, waarin Europa heeft afgesproken in 2030 de totale CO2-emissie met 30 procent te hebben teruggedrongen.
Deel dit artikel op
Laatste nieuws
Meest bekeken berichten
Recente Reacties