Geïnitieerd door Bovag vond op 12 februari in Den Haag een debat plaats over de nieuwe Franchisewet. Advocaat Caspar Rutten van Advocatenkantoor Rutten is gespecialiseerd in automotive én dealer-/franchisecontracten. Met hem neemt Aftersales Magazine de belangrijkste punten in de wet door, toegespitst op het autobedrijf.

‘Je moet ook weer niet verwachten dat de wet alles tot in detail regelt.’

– Caspar Rutten, advocaat –

Van de breed gedragen Franchisewet was de verwachting dat hij snel door de Tweede en Eerste Kamer zou gaan. Toen kwam de coronacrisis en heeft de Kamer wel belangrijker vraagstukken liggen. Toch zal de Franchisewet op enig moment door de Kamer verder in behandeling genomen worden.

Kort gezegd regelt de nieuwe wet vooral dat er meer overleg moet zijn tussen franchisegever en franchisenemer.

Caspar Rutten (CR): “Klopt. Die informatieverplichting speelt zowel een rol bij het aangaan van de overeenkomst als gedurende de overeenkomst. De wet regelt dat een franchisenemer aan het begin van de rit goed weet wat hem of haar te wachten staat. Tijdig, dat wil zeggen: vier weken vóór het begin van de nieuwe relatie moet de franchisegever de franchisenemer informeren. Waar je bijvoorbeeld aan moet denken is het verstrekken van het concept van de overeenkomst, maar ook aan een opgave van de investeringen die de franchisenemer moet doen en de vergoedingen die hij aan de franchisegever moet betalen. De frequentie van overleg moet ook in de overeenkomst staan, alsook een bepaling over concurrentie die de franchisegever, al dan niet via een afgeleide formule, de franchisenemer mag aandoen. Als een importeur bijvoorbeeld zowel auto’s levert aan zijn dealers als dat hij ze direct aan eindgebruikers verkoopt, moet hij dat vooraf kenbaar maken. Ook moet de franchisegever inzage geven in zijn eigen financiële positie en in de financiële gegevens over de locatie waar de franchisegever zich wil vestigen. Specifiek voor de autoretail betekent dat dat een dealer te horen krijgt hoe zijn voorganger heeft gedraaid. De relatie tussen franchisegever en franchisenemer wordt gelijkwaardiger.”

De nieuwe wet geeft dus vooral veel meer duidelijkheid over de positie van de dealer ten opzichte van zijn importeur.

CR: “Zonder meer. En wat vooral een voordeel kan zijn voor de dealer is dat de importeur niet zomaar aanpassingen kan doen aan de standards als de investeringen daarvoor een bepaald afgesproken bedrag te boven gaan. Dat is bijvoorbeeld van toepassing wanneer de importeur ineens Italiaans marmer in de showroom wil hebben liggen.”

De wet is tien jaar onderweg geweest. De consensus is dan ook groot. Zijn er eigenlijk wel tegenstanders van deze wet?

CR: “Jazeker. Met name vanuit de kant van franchisegevers wordt fors gelobbyd tegen de wet. De nieuwe regels vinden sommige franchisegevers maar lastig. RAI Vereniging vond dat de definitie van franchiseformule die in het allereerste voorstel was opgenomen anders moest worden opgesteld, om te voorkomen dat alle dealerovereenkomsten onder de wet zouden vallen. De RAI maakte onder andere een punt van de ‘uniforme opzet’ van franchiseketens, waardoor van buiten de identiteit van de franchisenemer niet zichtbaar is. De RAI beschouwt dat als een belangrijk kenmerk van franchiserelaties. Een autodealer voert meestal zijn eigen naam en volgens RAI is de identiteit van veel dealers daardoor van buiten wel zichtbaar. Volgens de RAI zouden die dealers niet onder de Franchisewet moeten vallen. De definitie van franchiseformule is aangepast in de tekst die uiteindelijk als wetsvoorstel naar de Tweede Kamer is gegaan. Daarin is nu sprake van een formule die bepalend is voor een uniforme identiteit en uitstraling.”

Over de RAI gesproken, het jaarlijkse Rodi-onderzoek van Bovag en RAI Vereniging geeft een goed beeld hoe tevreden dealers zijn over hun importeur. Wat is jouw algemene indruk van die tevredenheid?

CR: “De gemiddelde waardering voor de importeurs is dit jaar weer iets verder gedaald. Ik begreep dat Bovag Autodealers zijn hoop heeft gevestigd op de nieuwe wet. Dealers constateren onder meer dat de standards weer zwaarder zijn geworden en vinden dat er te weinig verdiend kan worden.”

Dat staat toch op gespannen voet met de afspraken die je van tevoren met elkaar maakt? Die zijn juist bedoeld om van te voren te weten waar je aan toe bent?

CR: “In die zin moet je ook niet verwachten dat de wet alles tot in detail regelt. Het kan bijvoorbeeld zijn dat gewijzigde omstandigheden vragen om een extra inspanning van de franchisenemer, financieel of anderszins. Als die boven een bepaald niveau uitkomt, moet de franchisegever daarover in overleg met de franchisenemer. Maar een zekere mate van eenzijdige aanpassing van de afspraken zal mogelijk blijven.”

Er zijn veel verschillende vormen van franchise: van hele harde franchise, waarbij veel details zijn vastgelegd, tot zachte franchise die ondernemers in veel dingen vrijlaat. In sommige gevallen zijn de franchisenemers zelf de franchisegever, zoals bij verschillende werkplaatsconcepten. Voor de wet maakt dat allemaal geen verschil: franchise is franchise.

CR: “Waarbij wel de manier verschilt waarop je als franchisenemer invloed kunt uitoefenen. Als vereniging of coöperatie heb je te maken met een ledenvergadering waarbij leden inspraak kunnen laten gelden. Een stichting werkt anders. Die heeft geen leden, maar alleen een bestuur, dat in principe autonoom kan werken. Je kunt de inspraak dan natuurlijk wel op een andere manier regelen. Bijvoorbeeld met franchisenemers in het bestuur en/of een franchiseraad met franchisenemers. Het kan interessant zijn om de verschillende ketens op dat punt met elkaar te vergelijken.”

De wet spreekt over ‘goed franchisegeverschap’ en ‘goed franchisenemerschap’. Dat zijn nogal vage termen.

CR: “Om die reden wordt er ook wel over gemopperd. Die open normen zouden onduidelijk zijn. Van de andere kant geldt ook dat een wat open norm de mogelijkheid biedt om er zaken aan te toetsen waarvan je nu nog niet weet dat die zich voor kunnen doen. ‘Goed werkgeverschap’ en ‘goed werknemerschap’ hebben zo ook hun diensten bewezen. Vanwege ‘goed franchisenemerschap’ kan soms ook van franchisenemers verwacht worden dat ze bereid zijn om wijzigingen te accepteren die nodig zijn om de franchise verder te brengen.”

En natuurlijk kan wat goed is voor het algemeen, in een specifiek geval nadelig uitpakken. In dit geval moet de conclusie zijn dat de partijen beter uit elkaar kunnen gaan.

CR: “Inderdaad, waarbij de goodwill nog wel een punt is waarvan ik benieuwd ben hoe dat uitpakt. In het wetsvoorstel staat dat de franchisegever wanneer hij een zaak wil overnemen om zelf te exploiteren, of over te doen aan een andere partij, verplicht is de goodwill te vergoeden die aan de franchisenemer kan worden toegerekend. Maar wat
betekent dat als een dealer wordt opgezegd en zijn postcode-gebied wordt toegevoegd aan dat van een nabij gevestigde dealer? Is de importeur daarvoor dan goodwill aan de opgezegde dealer verschuldigd? Ik ben benieuwd naar het antwoord op de vragen die daarover zijn gesteld in de Tweede Kamer, want er zijn dealers die in zo’n geval maar al te graag de pijp aan Maarten geven.”

Caspar Rutten (foto): “Wat vooral een voordeel kan zijn voor de dealer is dat de importeur niet zomaar aanpassingen kan doen aan de standards als de investeringen daarvoor een bepaald afgesproken bedrag te boven gaan.”

Deel dit artikel op​

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Laatste nieuws
8 april 2025
Bosch ESItronic integreert SOVD-norm Tesla
8 april 2025
JATO: Big Three kwetsbaarder dan Duitsers of Japanners
8 april 2025
Valeo lanceert gereviseerde led-koplamp met Stellantis
7 april 2025
R5 tot EV van het jaar 2025 verkozen
7 april 2025
8,5% meer loon medewerkers tankstations en wasbedrijven
7 april 2025
Petronas Syntium levert smeermiddelen Autohero-centra
Meest bekeken berichten
Recente reacties