De versobering van het openbaar vervoer heeft de afgelopen jaren geleid tot een verminderde bereikbaarheid van voorzieningen en banen. Bereikbaarheidsverschillen tussen mensen met en zonder toegang tot een auto zijn hierdoor toegenomen.
Dat blijkt uit onderzoek van het PBL naar reistijden om plekken als ziekenhuizen, supermarkten, scholen en werk te bereiken. Met name in de avonden en weekenden is de reisduur in het openbaar vervoer steeds langer geworden, vooral vanuit landelijk gebied en stadsranden.
“Het Regeerprogramma van het kabinet-Schoof stelt dat belangrijke voorzieningen voor alle Nederlanders bereikbaar moeten zijn, maar de minimale inzet op busverbindingen tussen dorpskernen is weinig substantieel”, stelt Marko Hekkert, directeur PBL. “Ook bij de aanleg van nieuwe woningen is toegang tot goede ov- en fietsinfrastructuur essentieel, zodat voorzieningen voor iedereen bereikbaar blijven. Een kwart van de Nederlandse huishoudens heeft immers geen auto: vooral lagere inkomensgroepen, jongeren en ouderen.”
Politieke keuzes
De afschaling van het openbaar vervoer, de concentratie van voorzieningen in stedelijk gebied en de verschuiving van werkgelegenheid naar autolocaties zijn deels het gevolg van politieke keuzes, stellen de onderzoekers.
“Welk minimumniveau voor bereikbaarheid voldoende is of welk maximumniveau voor bereikbaarheidsverschillen acceptabel, is een politieke keuze”, aldus Jeroen Bastiaanssen, PBL-onderzoeker. “Om de bereikbaarheid daadwerkelijk voor iedereen te garanderen kun je aan verschillende knoppen draaien. Investeren in het ov en fietsnetwerk ligt voor de hand, juist ook op plekken waar veel mensen zijn geraakt door de afgenomen bereikbaarheid. Door locaties nabij stedelijke centra en rond ov-knooppunten beter te benutten voor voorzieningen en werkgelegenheid kan de bereikbaarheid eveneens toenemen. Ook woningbouw op dergelijke locaties kan een hoge bereikbaarheid bieden en aansluiten bij de bestaande ov- en fietsinfrastructuur.”