Ons huidig wagenpark lijkt soms vooral te bestaan uit zwart, wit en de ertussen liggende grijstinten. Wit blijkt volgens RDC-cijfers de afgelopen vijftien jaar een snelle rentree te hebben gemaakt, na een lange periode in de marge. Maar, ligt de piek inmiddels achter ons?
De afgelopen jaren hebben de drie samen een marktaandeel van bijna tachtig procent, maar de onderlinge verhoudingen schuiven weldegelijk. We pakken voor onze analyse het complete 9,3 miljoen stuks tellende wagenpark. Let wel: de huidige stand en dus geen nieuwregistraties. Zwart, wit en grijs tezamen zijn voor bouwjaar 1973 goed voor bijna 23 procent. Ruim drie kwart is dus blauw, rood, bruin, oranje, groen, geel of iets anders. Anno 2023 is dat precies omgekeerd en zien we dat 77 procent van het park in de drie kolommen zwart, wit en grijs valt. Niet dat dat het werk van de kleurenspecialist in het schadeherstelbedrijf iets eenvoudiger maakt, want het aantal variëteiten werd er niet direct minder op.
Grijs
Het marktaandeel van grijs piekte tussen 2003 en 2007 zelfs boven de veertig procent, geen van de andere kleuren deed dit na. Het bleek een glazen plafond dat stand hield: de afketsende werking leidde naar een tijdelijk dieptepunt van 31,75 procent in 2012 en een lichte correctie naar boven. Voor dit jaar is het weer onder de grens van 32 procent gezakt. Nu kent de bak ‘grijs’ een verloop in tinten van bijna wit naar bijna zwart. Dit verklaart niet dat het marktaandeel zo hoog is. Bouwjaar 1995 laat het andere uiterste zien, een dieptepunt nog onder de 12,5 procent marktaandeel.

Zwart
Zwart worstelde ook met een glazen plafond, zij het later en op een lager niveau. Bouwjaar 2008 blijkt goed voor het relatief hoogste marktaandeel sinds bouwjaar 1905. Dit niveau van 27,6 procent brengt wel een lichte correctie mee naar een tijdelijk dieptepunt rond 23,5 procent in 2017. Een kleine opvering ten spijt laat ook bouwjaar 2020 wederom dat als bodem zien. Sindsdien doet zwart een nieuwe poging het glazen plafond te doorbreken. Bouwjaar 2023 staat zwart al weer op 27,1 procent marktaandeel.
Wit
Volgens de kleurleer geldt zwart als geen kleur (je ziet geen terugkaatsend licht zoals bij kleuren wel het geval is en daarom zie je zwart) en wit als alle kleuren; pak maar eens een schijf met alle kleuren erop en draai die snel rond: je zult wit overhouden. Nu is wit net als grijs in vele tinten beschikbaar wat de vraag oproept wanneer wit die definitie nog verdient en wanneer het geel, crème of beige wordt. Kleurnamen die ook in de RDC-database voorkomen overigens. Zelf had ik ooit een witte auto die door de importeur in 2009 toch echt als zijnde beige werd geregistreerd. Beige komt sinds bouwjaar 2016 niet meer voor in het Nederlandse park en voor crème geldt dat al een jaar langer.
Wit glijdt van 21,6 procent marktaandeel voor bouwjaar 1989 uit naar slechts 1,7 procent in 2002 om vrolijk terug te veren naar 20,6 procent in 2020.
Wit kende verschillende hoogtijdagen. Halverwege de jaren zestig en eind jaren tachtig van de vorige eeuw waren piekmomenten, waarbij de piek van bouwjaar 1988 op dit moment fier overeind staat. Deze 21,6 procent ligt immers een procentpunt boven de jongste top die bouwjaar 2019 neerzette. Echt noemenswaardig is echter de enorme glijvlucht die wit sinds de top van 1988 doormaakte. Het leverde de branche de volkswijsheid op dat je met een witte blijft zitte(n).
Bouwjaar 2002 laat een historisch dieptepunt zien. Slechts 1,7 procent van dat bouwjaar is in ons huidige park voorzien van het kenmerk wit in de registratie. Het duurt vijf jaar eer de glijvlucht gespiegeld wordt en er hernieuwde belangstelling voor wit komt. Na het piekniveau van bouwjaar 2019 is weer een daling ingezet. Of dat het begin is van een glijvlucht zoals gedurende de hele jaren negentig is maar de vraag. Het schommelen van het marktaandeel rond 18,4 procent is in tijd te kort voor harde uitspraken daarover.