De huidige autobelastingen zijn niet doelmatig om de gestelde doelen wat betreft luchtkwaliteit en klimaat te bereiken.
Dat stelt de Algemene Rekenkamer in het rapport ‘Autobelastingen als beleidsinstrument’, dat op 27 november aan de Tweede Kamer is aangeboden.
Met diverse belastingmaatregelen is de auto aan de ene kant een zeker bron van inkomsten voor de overheid. Aan de andere kant probeert de overheid met fiscale prikkels het gebruik van elektrische auto’s te stimuleren. Dat zou beter zijn voor de luchtkwaliteit en het klimaat. De rekenkamer heeft nu de doelmatigheid van dergelijke fiscale prikkels onderzocht en komt tot een teleurstellende uitkomst.
Effect beperkt en tegengesteld
De rekenkamer concludeert dat fiscale prikkels te weinig de feitelijke uitstoot van motorvoertuigen beïnvloeden. Bovendien is het bereik van fiscale prikkels beperkt en niet eenduidig gericht. Op onderdelen werken die prikkels zelfs tegengesteld. Zo is er een laag accijnstarief voor diesel, maar zijn de bpm en mrb voor diesels weer hoger dan voor benzineauto’s. En dan zijn er nog onbedoelde negatieve effecten, bijvoorbeeld als gevolg van de youngtimerregeling.
De rekenkamer mist ook een theorie over het te voeren beleid en hoe de fiscale prikkels daaraan bij zouden kunnen dragen. Ook zijn er geen streefwaarden bepaald voor die doelen en ontbreken normen voor de kosteneffectiviteit van de prikkels.
Aanbevelingen
Kortom: de autobelastingen als bron van inkomsten en als prikkel om luchtkwaliteit en klimaat te verbeteren zijn ook zelf voor verbetering vatbaar.