Vaak hoor je over elektrische auto’s alleen maar dat ze niet of nauwelijks onderhoud behoeven. Ten voorstaan van honderden formuledeelnemers en relaties van Bosch, weerspreken topmannen Thierry Leblanc en Günther Weber dit vooroordeel.

Thierry Leblanc is net bij de Noorse Bosch Car Service Bilexperten geweest als we elkaar spreken. In Noorwegen was vorig jaar tweederde van de nieuw verkochte auto’s eentje met een laadpoort. Noorwegen is op verschillende fronten uitzonderlijk, onder meer vanwege dat hoge marktaandeel maar ook vanwege het relatief hoog gemiddeld vrij besteedbaar inkomen. De markt is bovendien sterk beïnvloed door de vele voordelen die bezitters/berijders van elektrische voertuigen genieten. Zo sterk zelfs, dat het openbaar vervoer ervan te lijden heeft en de overheid nu zint op maatregelen. “Bilexperten heeft zich al vroeg helemaal gespecialiseerd in service en onderhoud voor ev’s, compleet met Tesla’s als vervangend vervoer”, legt Leblanc uit. “Inmiddels hebben ze zoveel ervaring opgebouwd dat ze conclusies kunnen verbinden aan de aftersalesbehoefte van een elektrische auto in de praktijk. Die is veel groter dan mensen denken. Ik vergelijk het wel eens met de komst van de common-rail diesel als vervanger van de pompverstuiver. Toen werd ook geroepen dat de aftersalesbehoefte zou marginaliseren, de praktijk leerde anders. Dat is met een ev niet anders. Zeker in Scandinavië waar ze bovendien extra te lijden hebben van de strenge winters.” Denk echter niet dat, omdat wij die niet hebben, we dat effect hier dus gaan missen: “Het dagelijks gebruik, invloeden van stof en zand, het heeft allemaal effect.”

‘Kein Angst’
Samenvattend zegt Leblanc het zo: “Wees niet bang voor die elektrische auto. Zorg dat je je trainingen gevolgd hebt en je werkplaats wat betreft equipment actueel is. Kom je er niet uit, vraag het onze helpdesk.” Daarbij refereert de topman aan de tijdens het New Era evenement in Utrecht (zie kader) geïntroduceerde pakket aan ev-specifieke trainingen. Voor Tesla bijvoorbeeld, maar ook de waterstoftechniek van de Mirai is in aantocht. De tijdens het event onthulde diagnose op afstand past eveneens in het plaatje. De RDS500 fungeert als een communicatie-interface tussen de OBD-poort en de Bosch helpdesk die op afstand de werkplaats kan ondersteunen. Dat kan zelfs zo ver gaan als programmeerwerk of diagnose stellen. Leblanc is dus niet bezorgd over die elektrische toekomst, maar wel over iets anders: “Die rijdende computers verlangen een ander type technici. Deels vangen we dat op met training en diagnose op afstand, maar we moeten ook onze sector verkopen aan nieuwe generaties. Alleen door aantrekkelijk en relevant te blijven kunnen we meekomen in dat gevecht om het schaarse personeel.”
‘Ja, er komen veel elektrische auto’s op de weg maar die vervangen niet van vandaag op morgen het bestaande park met een verbrandingsmotor’
Er is nog een ander effect dat elektrische mobiliteit kan hebben op aftersalesnetwerken zoals Bosch Car Service en Autocrew. Merken als Tesla en vooral nieuwkomers zoals Aiways en andere hebben (nog) geen aftersalesnetwerk. Om de kip-ei-situatie (geen netwerk want geen marktaandeel, geen marktaandeel want geen aftersales) te doorbreken haken dergelijke merken graag aan bij grote partners zoals Bosch. “Hier liggen zeker kansen voor ons”, erkent Leblanc. “Ook de bestaande contacten met sturende partijen zoals leasemaatschappijen helpen ons hierbij. Dat zijn toch de partijen waar de volumes zitten. Autofabrikanten zetten traditioneel vooral in op de verkoop van voertuigen en diensten, niet op aftersales. Daar zijn ze niet voor ingericht.”


‘Gelijk speelveld’
Diezelfde autofabrikanten zijn echter wel bezig om via connectiviteit een rechtstreekse relatie te leggen met de berijder. Regional President Robert Bosch Automotive Aftermarket Europe and Middle East Günter Weber put uit eigen ervaring als hij het voorbeeld geeft van de servicemelding en het erop volgende telefoontje vanuit Mercedes. “Onze aftersalesnetwerken willen ook dat seintje krijgen. Het is onze visie dat er een gelijk speelveld zou moeten zijn voor alle werkplaatsen, merkgebonden of onafhankelijk. De data is van de bestuurder en die zou de toegang tot die data moeten beheren. Da’s mooie theorie, maar in de praktijk heel weerbarstig. De data die je als onafhankelijke markt aangeboden krijgt is vaak niet relevant. Omgekeerd, er wordt zoveel data vergaard door een auto dat je er ook weer niet op zit te wachten om alles dan maar te ontvangen. Het moet wel beheersbaar blijven.”


