Rijk en provincies verwachten in 2019 gezamenlijk ruim 5,9 miljard euro aan wegenbelasting te innen. Dat is bijna 0,2 miljard euro meer dan in 2018. De belastingopbrengsten stijgen met name door een groeiend wagenpark. Dit meldt het Centraal Bureau voor de Statistiek op basis van onderzoek naar de begrotingen van provincies voor 2019.
De opbrengsten uit wegenbelasting stijgen gestaag sinds 2013. Toen werd nog 5,0 miljard euro opgehaald.
Rijksdeel en provinciaal deel
De wegenbelasting bestaat uit een Rijksdeel en een deel provinciale heffingen. De belastingbetaler krijgt overigens maar één aanslag. Voor 2019 wordt het Rijksdeel geschat op bijna 4,3 miljard euro. Dat is 3,5 procent meer dan in 2018. De provincies verwachten ruim 1,6 miljard euro te ontvangen, 2,5 procent meer dan in 2018.
De stijging van de opbrengsten was in voorgaande jaren vaak het gevolg van veranderende belastingmaatregelen. Voor 2019 komt de stijging vooral voort uit het gestegen aantal auto’s dat rondrijdt en hogere tarieven bij het Rijk en enkele provincies.
Met name in Zeeland wordt het tarief voor opcenten, de provinciale toeslag op de motorrijtuigenbelasting, met 8,3 procent verhoogd. In acht van de twaalf provincies verandert dit tarief niet. Autobezitters betalen in deze provincies alleen meer wegenbelasting door een verhoging van het Rijkstarief.
Voorbeeld
Voor een benzinevoertuig in de gewichtsklasse 1151 tot
1250 kilogram betaalt een eigenaar 4 tot
20 euro per jaar meer dan in 2018. De eigenaar van zo’n benzineauto betaalt in 2019 in Noord-Holland
552 euro. Een Zeeuwse automobilist betaalt voor diezelfde auto
608 euro per jaar, een Drentse autobezitter
616 euro. Het Rijksdeel voor benzinevoertuigen in deze gewichtsklasse bedraagt bijna
365 euro per jaar.
Dieselrijders merken de tariefsverhogingen nog beter. Een Zeeuwse dieselrijder met een auto in deze gewichtsklasse betaalt 1248 euro in 2019, 32 euro meer dan vorig jaar. Het Rijksdeel van dieselvoertuigen in deze gewichtsklasse bedraagt iets meer dan
duizend euro per jaar.