De nettowinst van autodealers is in het derde kwartaal van 2025 uitgekomen op 0,93 procent van de omzet, tegen 0,84 procent in Q3 vorig jaar. De combinatie van een hogere omzet en een licht toegenomen efficiency en productiviteit in de werkplaatsen zorgen voor een mogelijke trendbreuk ten opzichte van het tweede kwartaal.
Dat concludeert BOVAG uit de nieuwste editie van de BOVAG Branche Barometer. De totale omzet per dealervestiging bedroeg gemiddeld 16,06 miljoen euro, een stijging van 712.965 euro ten opzichte van een jaar eerder. Toch steeg de winst maar met 20.910 euro per vestiging, naar gemiddeld 149.358 euro.
Bert de Kroon, voorzitter van BOVAG Autodealers, verklaart: “Flinterdunne marges vragen om aanpassingen in de bedrijfsvoering. We zien dealers dan ook focussen op hun kernactiviteiten, scherp sturen op voorraad en processen en er alles aan doen om de productiviteit op te krikken. Dat vertaalt zich nu in een licht herstel, ondanks aanhoudende kostenstijgingen.”
Verkoop
De omzet uit nieuwe auto’s steeg naar 7,81 miljoen euro per vestiging, veroorzaakt door een hoger aantal afleveringen. Dealers verkochten in Q3 gemiddeld 245 nieuwe auto’s, tegenover 222 vorig jaar. De gemiddelde verkoopprijs daalde echter met ruim 2.000 euro: de gemiddelde nieuwe auto kostte daardoor 31.851 euro in Q3. Het hogere volume komt vooral uit lagere prijsklassen, wat de gemiddelde opbrengst per auto drukt.
De omzet uit gebruikte auto’s steeg naar 5,89 miljoen euro, 7,6 procent meer dan vorig jaar. De prijs van de gemiddelde occasion daalde naar 18.146 euro. De Kroon: “Dealers richten zich nadrukkelijker op volume en doorloopsnelheid. Liever twee auto’s met een beperkte marge dan één met een wat hogere.”
Aftersales
In de werkplaats steeg de omzet met 8,2 procent naar 1,05 miljoen euro. Volgens De Kroon “leverden investeringen in bijvoorbeeld digitale werkorders, betere werkvoorbereiding en een online klant-incheck meetbare efficiency- en productiviteitsverbeteringen op.”
Gemiddeld factureerde een monteur 978 uur tot en met Q3, 16 uur meer dan vorig jaar; en de efficiency, het totaal aantal gefactureerde uren gedeeld door het totale aantal beschikbare uren, steeg naar bijna 82 procent.
Tegelijkertijd blijven de administratieve lasten almaar toenemen. De verhouding tussen productieve medewerkers (monteurs) en improductieve ondersteuning (magazijn, werkvoorbereiding etc.) verslechterde verder.
De Kroon: “Importeurs en overheden stellen steeds meer eisen. Dat kost tijd en vraagt om extra capaciteit. Zeker omdat het bij overheden gaat om alle niveaus: gemeenten, provincies, het Rijk en uitvoeringsorganisaties zoals omgevingsdiensten. Regeldruk is daarmee per definitie arbeidsintensief en kostbaar.”