De leden van het Europees Parlement en het Zweedse voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie zijn het eens geworden over verplichte nationale doelstellingen voor de uitrol van infrastructuur voor alternatieve brandstoffen voor auto’s en vrachtwagens.
Het akkoord beoogt de inzet van oplaad- of alternatieve tankstations voor auto’s, vrachtwagens en zelfs stilstaande vliegtuigen uit te breiden en Europa dichter bij zijn klimaatneutrale ambities tegen 2050 te brengen. Een en ander komt erop neer dat lidstaten tegen 2026 verplicht zijn om minimaal elke 60 kilometer een laadstation voor elektrische auto’s te hebben en tegen 2028 elke 120 kilometer een laadstations voor vrachtwagens op tenminste de helft van de hoofdwegen in de EU.
Wel gelden enkele vrijstellingen voor ultraperifere gebieden, eilanden en wegen met zeer weinig verkeer. De onderhandelaars kwamen ook overeen om tegen 2031 ten minste om de 200 kilometer waterstoftankstations langs het kernnetwerk van te plaatsen.
Reactie Acea
Koepelorganisatie van auto- en truckfabrikanten Acea is ingenomen met het akkoord. “Nu al belemmert een gebrek aan oplaad- en tankstations de marktintroductie van emissievrije voertuigen ernstig”, aldus Sigrid de Vries, directeur-generaal van Acea. “AFIR (Alternative Fuels Infrastructure Regulation) speelt daarom een cruciale rol bij het maken van de overstap naar klimaatneutraal transport.”
Acea constateert wel dat het akkoord achterblijft bij wat nodig is om de ambities te kunnen realiseren die voor voertuigfabrikanten zijn gesteld op het gebied van CO2-doelstellingen. “Een aanzienlijke ‘infrastructuurkloof’ zal de CO2-reductie en de transitie van onze sector naar klimaatneutraliteit blijven beperken”, waarschuwde De Vries.