Waar in Europa gemiddeld 47 procent van de werknemers zegt sinds de coronapandemie vaker op afstand te werken, is dat in Nederland 63 procent.
Dat is een opvallende uitkomst uit een onderzoek van het Arval Mobility Observatory naar de mobiliteit van werknemers in Nederland, België, Duitsland, Frankrijk, Spanje en Italië.
Uit het onderzoek blijkt ook dat 71 procent van de ondervraagde werknemers in Nederland minstens een dag per week op afstand werkt, tegen 60 procent als Europees gemiddelde. Nederlanders wonen ook vaker verder verwijderd van hun werkplek: 54 procent moet meer dan 20 kilometer reizen, tegen een Europees gemiddelde van 43 procent.
Mobiliteitsoplossingen
Voor het woon-werkverkeer is de auto voor 71 procent van de Europeanen het vaakst gebruikte vervoermiddel, terwijl dit voor slechts 59 procent van de Nederlanders geldt. Arval verklaart dit verschil uit de hoge adoptiegraad van (elektrische) fietsen en scooters als primair vervoermiddel in Nederland (36 procent).
Arjos Bot, hoofd van het Arval Mobility Observatory: “Werknemers in Nederland kunnen over het algemeen kiezen uit verschillende vormen van mobiliteit en ontvangen hiervoor meestal een mobiliteitsbudget of reiskostenvergoeding van hun werkgever. Dit is vaak afhankelijk van de locatie van de werkplek. Werkgevers in de (Rand)stad zullen het gebruik van een auto eerder ontmoedigen, terwijl dit door werkgevers buiten de stad juist omarmd wordt.”
Onderscheidend
63 procent van de Nederlandse werknemers is tevreden met de oplossingen die werkgevers aanbieden voor vervoer, tegen 45 procent van de Europese ondervraagden. Wesley van der Wal, hoofd mobiliteit bij BNP Paribas Arval: “Het onderzoek laat zien dat werknemers hoge verwachtingen hebben van het mobiliteitsaanbod van werkgevers. Een aantrekkelijk mobiliteitsaanbod, dat voldoet aan de behoefte van medewerkers, kan nét die onderscheidende factor zijn bij de keuze voor een werkgever. Aangezien werkgevers een belangrijk marktaandeel hebben in duurzame mobiliteit, moeten zij zich bewust zijn van de relevantie in de arbeidsmarkt en mogen zij best wat meer laten zien.”