In de zomer van 2024 presenteerde Aftersales Magazine online een serie interviews met kopstukken uit de wereld van mobiliteit. Hieronder het zomerinterview dat Jos Veldhuisen maakte met Johan van der Hoeven, voorzitter van RAI Aftermarket, tevens cco van LKQ Benelux en Frankrijk.
Johan van der Hoeven is nu 5,5 jaar voorzitter van RAI Aftermarket, een vereniging van bedrijven die in de automotive aftermarket in ons land een gezamenlijke omzet realiseren van ruim2 miljard euro. Tijdens zijn zittingsperiode heeft hij al enkele flinke drempels moeten nemen, waaronder de Covid-pandemie, die de leveringsketen onder druk zette, en vervolgens het uitbreken van de oorlog in Oekraïne, wat tot een energiecrisis leidde. Hoe heeft hij deze gebeurtenissen ervaren?
“Voordat ik voorzitter werd, had ik al bijna drie jaar meegedraaid als gewoon bestuurslid en wist ik dat mijn collega-bestuursleden niet snel in paniek raken. Zij vertegenwoordigen verschillende disciplines van de nationale en internationale aftermarket, waardoor we snel een goed beeld van de eventuele eerste gevolgen van Covid in kaart hadden. Wat dat betreft had de aftermarket het geluk dat de werkplaatsen open mochten blijven, dat de apk doorliep en dat consumenten de tijd hadden om een werkplaatsbezoek in te plannen. Afgezien van de directe contacten die je als leverancier toch wel had met je klanten was Covid menselijk en communicatief gezien geen fijne periode. Zakelijk viel de schade in onze branche echt wel mee. Bovendien kwam de samenwerking met andere branchepartijen – BOVAG, WESP en individuele leveranciers – snel op gang, om de autobedrijven te kunnen ondersteunen waar dat nodig was. Uiteraard was de disruptie in de leveringsketen wel een groot probleem, een effect dat ook nog lang heeft nageijld.”
“Wat de oorlog in Oekraïne betreft zijn, los van het menselijk leed, de energiecrisis die daaruit voortkwam en daarmee de hoge inflatie de belangrijkste problemen. Een en ander leidde binnen de keten tot flinke prijsverhogingen. Ook de boycot van bepaalde Russische sectoren zorgde bij enkele fabrikanten en leveranciers voor hoofdpijn. Kijk ik naar de huidige aftersalesomzetten bij de autobedrijven, dan is de omzetplus, zowel van de volumes als in euro’s, niet iets om ontevreden over te zijn. Kortom: de gevolgen van deze crisisdossiers zijn onder controle.”
Is het nog leuk om voorzitter te zijn?
“Absoluut, ook al neemt het altijd meer tijd in beslag dan je eerst dacht. Bovendien ben ik geen diplomaat en moest men wennen aan mijn directe manier van communiceren. Maar zoals gezegd hebben we een goed en professioneel team bestuurders, die ook nog eens maximaal worden ondersteund door een betrokken secretariaat. Bovendien kunnen we allemaal goed met elkaar opschieten en delen we uiteindelijk hetzelfde belang: een aftersalesmarkt waar autobedrijven in staat zijn om op een financieel gezonde manier hun werkplaatsklanten te bedienen. Daarnaast is mijn collega-bestuurslid Cor Baltus, vicevoorzitter van RAI Aftermarket en ceo van Alliance Automotive Group Benelux, actief geweest bij Figiefa in Brussel. Hij nam na twee termijnen van vier jaar recentelijk afscheid van zijn takenpakket bij Figiefa, maar zijn inzet is cruciaal geweest voor veel positieve aanscherpingen in de plannen van de beleidsmakers. Ook al ligt het dossier ‘sectorspecifieke regelgeving’ nog op de plank.”
Wat zijn voor RAI Aftermarket de belangrijkste dossiers voor de rest van dit jaar?
“Dat zijn, naast het data-dossier, cyber security, de CSRD-richtlijn voor corporate duurzaamheid en circulariteit. Ik vind vooral de CSRD-richtlijn en een daarmee samenhangend dossier als ESG belangrijk voor de hele keten. Het is voor het mkb – lees: de autobedrijven – een onderschatte factor, waarvoor we overigens samen met BOVAG optrekken om dat onder de aandacht te brengen.”
Hoe is de stand van zaken in de aftermarket in het algemeen?
“De onafhankelijke aftermarket in Nederland moet hard werken, maar daar is het resultaat ook naar. Zowel de volumes als de geldomzet vertonen een stijgende lijn. Ons apk-regime is daarvoor een belangrijke driver, net als de mede door de apk gestegen leeftijd van ons wagenpark.
Staat behalve digitalisering in het algemeen AI ook bij RAI Aftermarket op de agenda?
“Voor ons als brancheorganisatie hebben we het wat betreft digitalisering vooral over alles wat met voertuigdata te maken heeft. Natuurlijk kijken we naar de ontwikkelingen ten aanzien van AI, maar dat is voorlopig een zaak van individuele ondernemingen. Voor ons is het dossier voertuigdata en de noodzakelijke komst van sectorspecifieke regelgeving rond voertuigdata een topprioriteit. Er worden de nodige inspanningen gedaan om het gelijke speelveld tussen OE en IAM te bewerkstelligen, samen met vele andere branche- en consumentenorganisaties, niet alleen internationaal, middels ons lidmaatschap van Figiefa, maar ook nationaal. We zitten in AFCAR.nl, met onder andere BOVAG, ANWB, FIA, KNAC, VACO, VNA en het Verbond van Verzekeraars, waarin we de krachten bundelen om met de Nederlandse overheid in discussie te blijven. Onlangs heeft RAI Aftermarket de banden met ADPA, de Europese Automotive Data Publishers Association aangehaald, die eveneens strijdt voor een vrije toegang tot voertuigdata.”
In hoeverre beïnvloedt de discussie rond de positie van China deze dossiers?
“De geopolitieke spanningen in het algemeen en die tussen de VS en China in het bijzonder hebben ook grote invloed op Europa. Het economische evenwicht is al een tijd aan het kantelen. Dat er politieke reacties zijn en nog komen is jammer, maar logisch. Wanneer vermeende politieke, economische en industriële belangen in gevaar komen, zijn reacties onontkoombaar. Ik denk echter dat de tarievenmuur die nu ten aanzien van bijvoorbeeld Aziatische producten wordt opgeworpen, tijdelijk zal zijn. Het zal wat de instroom van bijvoorbeeld Chinese automerken betreft vooral een kwestie van uitstel zijn, niet van afstel. De onderhanden dossiers binnen RAI Aftermarket hebben minder last van deze strijd om de economische macht in de wereld. Vergeet niet dat dit soort ontwikkelingen ook kansen biedt.”
‘Ik ben wat de aftermarket en de aftersales betreft niet zo benauwd voor de EV-transitie.’
In hoeverre heeft de EV-transitie invloed op de onafhankelijke aftermarket?
“De EV-transitie is al aardig onderweg. Dat de vraag nu wat inzakt, is denk ik iets tijdelijks. Economische factoren en de China-discussie helpen niet om de EV-transitie te versnellen. Ik ben wat de aftermarket en de aftersales betreft ook niet zo benauwd voor de EV-transitie. De aandrijflijn zal ongetwijfeld wat minder onderhoud vergen in vergelijking met een brandstofmotor, maar werkplaatsen en onderdelenleveranciers blijven absoluut in beeld. Het zal wellicht de schaalvergroting in de aftermarket nog iets stimuleren. De voortgang, of beter gezegd: het afkoelen van de EV-transitie wordt momenteel vooral bepaald door een weinig consequente overheid. Los van de laadinfrastructuur en het subsidiebeleid zijn onduidelijkheid en gebrek aan visie, zowel nationaal als lokaal – denk aan de zero-emissiezones – de belangrijkste redenen dat de EV-transitie minder snel verloopt dan aanvankelijk werd verwacht.”
Er wordt vaak gesteld dat het Nederlandse wagenpark te oud is en versneld moet verjongen. Daar wordt binnen RAI Vereniging ongetwijfeld verschillend over gedacht.
“Binnen RAI Vereniging zijn verschillende bloedgroepen actief die hun belangen verdedigen. Ik denk dat een rijveilig en goed onderhouden wagenpark, ook al is de gemiddelde leeftijd ervan hoog, op langere termijn een duurzamer beeld voor de mobiliteitssector oplevert. Repareerbaarheid, remanufacturing en hergebruik leveren een grote bijdrage aan de door maatschappij en overheid gewenste duurzaamheid en circulariteit. Het verjongen van het wagenpark lijkt een nobele gedachte, maar heeft slechts een beperkt effect op een schoner milieu. Natuurlijk snap ik dat de nieuwverkoop van auto’s bepalend is voor het verdienmodel van importeurs en dealers, anderzijds is onderhoud en reparatie het fundament onder de business van de aftermarket. Daarbij heeft ook de apk nog een behoorlijk stimulerend effect op de leeftijd en niet te vergeten de kwaliteit van het wagenpark.”
Verwacht je dat het OE-kanaal zich meer zal inzetten voor een deel van de aftermarket?
“Ik heb geen glazen bol, maar ik zie dat autofabrikanten, importeurs en dealergroepen, het OE-kanaal dus, hun verdienmodel moeten herzien, niet alleen in ons land. De concurrentie tussen het groeiend aantal merken, digitalisering en nieuwe distributiemodellen zetten druk op de marges. De onderdelenverkoop en de werkplaatsactiviteiten moet helpen die marges op peil te houden. Dat is een hele uitdaging, want de onafhankelijke aftermarket, het IAM-kanaal, is wat de aftersales betreft beter georganiseerd. Bovendien zitten onderhoud en reparatie veel meer in het DNA van de onafhankelijke keten. Ik denk dat de scheidslijn tussen OE en IAM op termijn zal vervagen.”
Is het voorstelbaar dat, net als bij auto- en onderdelenfabrikanten, automaterialengrossiers, autodealers en zelfs schadeherstelbedrijven, een schaalvergrotingsproces op gang komt onder universele autobedrijven?
“Het is belangrijk hoe je schaalvergroting definieert. Is dat meer omzet per autobedrijf, of meer autobedrijven per ondernemer? Is schaalvergroting iets voor individuele ondernemers? Reken je strategische samenwerkingsverbanden mee? Uiteindelijk zal je vooral moeten investeren in je marktpositie, in je toekomst. Het autobedrijf zal alleen door investeringen en het maken van duidelijke keuzes relevant blijven voor zijn (werkplaats)klanten. Vergeet niet: als jij actief klanten werft, raakt een ander ze kwijt. Daarom is competitief blijven ook een voorwaarde voor succes.”
Hoe interessant is de aftermarket voor de nieuwe generatie en hoe kunnen we de aftermarket voor hen aantrekkelijker maken?
“Er zijn in mijn ogen twee cruciale factoren die helpen om nieuwe medewerkers aan te trekken en bestaande medewerkers binnenboord te houden: het bieden van een perspectief op de middellange en lange termijn, en vooral het versterken van de betrokkenheid van medewerkers bij de ondernemingsvoering. Daarbij is het belangrijk dat je goed communiceert met je mensen, transparant bent en creatieve oplossingen vanuit de organisatie niet meteen afschiet. Feit is dat in alle sectoren en industrieën aan mensen, in het bijzonder de jeugd, wordt getrokken. De aanstaande vergrijzingsgolf zal dat alleen maar versterken. Iedereen is op zoek naar de Heilige Graal, maar het zal vooral op ondernemingsniveau, vaak ook nog lokaal of regionaal, uitgevochten moeten worden.”
Hoe is de samenwerking met BOVAG en dan met name met de ondernemende mannen en vrouwen van de Onafhankelijke Autobedrijven?
“Wat RAI Aftermarket betreft is de relatie met Bunnik erg goed, niet alleen met de afdeling Onafhankelijke Autobedrijven overigens. Ik schat dat ruim 80 procent van onze belangen ook die van BOVAG zijn.
‘Het autobedrijf zal alleen door investeringen en het maken van duidelijke keuzes relevant blijven voor zijn (werkplaats)klanten.’
Logisch dat we vaak de krachten bundelen. Omdat we beide net een andere kant van de branche vertegenwoordigen, moet je in zo’n samenwerking wel bereid zijn om over je eigen schaduw heen te stappen en het gezamenlijke belang laten prevaleren boven het eigen belang. Zo hebben we samen de BOVAG-RAI Aftersalesmonitor opgezet, waarbinnen periodiek de aftersalesomzet in Nederland wordt geanalyseerd.”
Behalve voorzitter van RAI Aftermarket is Johan van der Hoeven ook cco van LKQ. Zijn collega-vice-voorzitter Cor Baltus is tevens ceo van Alliance Automotive Group Benelux. Hoe kun je, met die achtergrond, ook de kleinere leden goed vertegenwoordigen?
“We hebben een gebalanceerd bestuur, dat overigens gekozen is door de ledenvergadering. Bovendien bekijken wij onze dossiers altijd door de ogen van het mkb-bedrijf. Die zijn namelijk de ruggengraat van de reparatie- en onderhoudsmarkt.
Bovendien zijn de belangen in de aftermarket op onze dossiers voor kleine en grote bedrijven gelijk. Dat er grotere marktpartijen in het bestuur zitten, komt ook omdat we er tijd voor vrij kunnen maken. Mijn collega Cor Baltus, die overigens het bestuur gaat verlaten voor een internationale functie bij AAG Europa, heeft als vicevoorzitter van RAI Aftermarket heel veel tijd in het buitenland besteed om de belangen van het Nederlandse speelveld te verdedigen. In Nederland hebben we samen met andere branchepartijen de afgelopen jaren hard gewerkt aan een goede relatie met Den Haag. De reparatie- en onderhoudsmarkt is er absoluut in beeld gekomen. Ook dat kost heel veel tijd. Een mkb-ondernemer heeft die tijd veelal niet. En nogmaals: RAI Aftermarket is een democratische organisatie, waar de leden het bestuur kiezen. Het belangrijkste is dat we als bestuur allemaal een grote betrokkenheid hebben bij de markt.”