Het verschil tussen de rijksinkomsten aan verkeersbelastingen en de rijksuitgaven voor verkeersvoorzieningen is de afgelopen jaren verder toegenomen. Dat laat RAI Vereniging weten.
De Nederlandse automobilist droeg in 2016 in totaal 18,1 miljard euro bij aan de schatkist van het Rijk. Daar stond 4,8 miljard euro aan uitgaven tegenover voor de aanleg en onderhoud van het hoofdwegennet, het spoor, infrastructurele mega-projecten en regionale/lokale infrastructuur. Dit betekent dat de inkomsten vier keer zo groot zijn dan de uitgaven. In 2011 bedroeg die verhouding nog een op drie. In dat jaar leverden alle autogerelateerde belastingen 19 miljard euro op en werd 5,7 miljard euro uitgegeven aan verkeersvoorzieningen.
De bulk van de inkomsten betreft benzine-accijns, mrb, bpm en btw over autoaankopen en brandstof. Het CBS meldt op basis van onderzoek naar de begrotingen voor 2017 van provincies dat de overheid voor dit jaar heeft begroot 5,6 miljard euro aan motorrijtuigenbelasting te innen, 58 miljoen meer dan in 2016. Het Rijk, dat 70 procent van de mrb int, ontvangt dit jaar naar verwachting 24 miljoen euro extra en de provincies 34 miljoen. De mrb-opbrengsten stijgen onder meer door afschaffing van de belastingvoordelen die golden voor hybride-autoís.