Onder mensen van 75 jaar of ouder zijn er 437 auto’s per 1000 inwoners. In 2008 waren dat er nog maar 325. Dat betekent dat het autobezit onder deze leeftijdsgroep in tien jaar tijd is gestegen met 34,5 procent.

Dat blijkt uit nieuwe cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Daarmee stijgt het autobezit onder 75-plussers harder dan onder andere leeftijdsgroepen.

Meeste auto’s

De meeste auto’s per 1000 inwoners zijn te vinden in de leeftijd van 50 tot 65 jaar. In 2018 zijn er 663 auto’s per 1000 inwoners in deze leeftijdsgroep, in 2008 waren dat er nog 596, een stijging van 11,2 procent. Ook onder de leeftijdsgroep 65- tot 75-jarigen is het autobezit flink gestegen: van 520 auto’s per 1000 inwoners in 2008 tot 607 in 2018, een stijging van 16,7 procent. De leeftijdsgroep met de minste aantallen auto’s per 1000 inwoners is die van de jongeren van 18 tot 30 jaar. In die groep zijn er 287 auto’s per 1000 inwoners, tegen 310 in 2008, wat een daling betekent van 7,4 procent. Overigens is het gemiddelde autobezit in tien jaar tijd over alle leeftijdsgroepen met 6,1 procent gestegen, van 507 auto’s per 1000 inwoners in 2008 naar 538 auto’s nu.

Kilometers

Behalve dat ze beduidend meer auto’s zijn gaan bezitten, zijn 75-plussers ook meer gaan rijden. In 2006 reden ze nog 2055 kilometer gemiddeld per jaar, in 2016 was dat al 2714, een stijging van 32,1 procent. Recentere cijfers zijn nog niet beschikbaar. Toch worden in deze leeftijdsgroep veruit de minste kilometers gemaakt van alle leeftijdsgroepen. Jongeren tussen 18 en 30 jaar zijn beduidend minder kilometers gaan maken: 3954 kilometer in 2016, terwijl dat er in 2006 nog 4620 waren, een daling van 16,8 procent. Over alle leeftijdsgroepen ging het gemiddelde aantal kilometers per jaar van 6729 in 2006 naar 6811 in 2016, een stijging van slechts 1,2 procent.