Een beoordeling van de voortgang om te voldoen aan het verbod op nieuw verkochte verbrandingsmotoren per 2035 zou al begin volgend jaar moeten plaatsvinden en niet zoals gepland pas in 2026. Dat bepleit de Italiaanse minister van Industrie, Adolfo Urso.
De Europese Unie moet volgens Urso volgend jaar al kunnen beslissen of ze de voorgestelde regelgeving gaat herzien die de verkoop van nieuwe personen- en lichte bestelauto’s met een benzine- dan wel dieselmotor in de 27 landen van de EU per 2035 moet voorkomen.
In zijn toespraak tijdens een businessforum stelde Urso dat begin volgend jaar al een tussentijdse evaluatie moet plaatsvinden van de (vermeende) vooruitgang die is geboekt om te voldoen aan de nieuwe regels, die eigenlijk in 2026 moeten zijn ingevoerd.
Meer keuzevrijheid
Het moet een prioriteit zijn van de nieuwe Europese Commissie, want bedrijven en werknemers hebben duidelijkheid nodig, benadrukte de minister. Daarmee spreekt Urso de wens van de rechtse regering van Giorgia Meloni uit, die van mening is dat de Europese Commissie de lidstaten meer vrijheid moet geven in het kiezen van de technologie die zij verkiezen om de overeengekomen doelstellingen voor het CO2-arm maken van de economie te halen.
De Italianen zijn voorstander van een meer geleidelijke verschuiving van verbrandingsmotortechnologie. Het verbod op nieuwe auto’s met verbrandingsmotoren in 2035 vinden zij absurd en moet worden herzien. Zij zijn daarmee ook een belangrijke spreekbuis voor de Europese auto- en onderdelenindustrie.
Probleem is nog wel de (occasion)handel tussen de 27 EU-landen onderling. Als er in 2035 een verbod in Nederland geldt, maar niet in Italië, moet er weer regelgeving komen om ten aanzien van auto’s het vrije verkeer van goederen te beperken.