Elke twintigste leaseauto van ons land is een Tesla Model Y. Het kleinere (of: plattere) zustermodel staat op plek vijf. De Kia Niro en de Volvo’s XC40 en EX30 vullen het gat tussen beide.
Van leaserijders weten we dat de cataloguswaarde en de bijtelling daarover in de inkomstenbelasting van doorslaggevende factor is. Niet voor iedereen wellicht, maar die uitzondering bevestigt de regel. Met een basisprijs van zo’n 45 mille is de Tesla Model Y geen goedkope auto, maar dat bedrag kost tegenwoordig een beetje C-segment hatchback of station met een benzinemotor ook. Alleen het bijtellingstarief pakt wat lager uit. Niet zo laag als ooit, maar nog altijd wat lager. Bovendien is de Model Y formeel een SUV uit een groter segment, onvergelijkbaar dus. De Model 3 begint al rond de 41 mille, wat het succes van beide verklaart. Bovendien zijn er steeds meer firma’s die sturen op een elektrische vloot, al zou de berijder anders willen.
Intussen is de leasetoptien onherkenbaar veranderd ten opzichte van jaren geleden. Een Toyota op plek zes, een Skoda op 8 en een Peugeot op 9. Hyundai zien we op 10, terwijl zuster Kia op twee staat. Er is geen Duitser in de top tien te vinden: de eerste is de VW Polo achter de Fiat 500. En toch moeten we hier wel wat nuance bieden. Voor een deel zit het in naamgeving en modelopbouw.


MINI BMW
BMW heeft als antwoord op de Model Y de iX1 en biedt daarvan ook een versie met brandstofmotor waarbij de i wegvalt uit de naam. Beide zijn goed voor respectievelijk 793 en 723 leaseauto’s, ofwel 1516 stuks samen. Daarmee zou het model op plek tien horen, voor de i10 van Hyundai. Saillant is bovendien dat BMW door het gebruikte MINI-platform met een voorwielaandrijver de strijd aan moet met de achterwielaangedreven Model Y. En dat in een marktsegment waar zelfs Volvo omschakelt naar achterwielaandrijving voor de kersverse EX40. 99 leaserijders hebben die opvolger van de XC40 inmiddels volgens ons RDC-overzicht.
Fiat zegt geen grijze auto’s meer te willen bouwen en het leasepark lijkt dat te bevestigen.
Zoals BMW het voor de kiezen krijgt dat ze tot twintig jaar geleden nog vooral riepen waarom ze GEEN voorwielaandrijvers bouwen, heeft ook Fiat zich schuldig gemaakt aan een zeg-nooit-nooit-uitspraak. Ze maakten onlangs tamtam met de belofte geen saaie verf meer op de auto’s te willen spuiten maar het Italiaanse Dolce Vita voorrang te geven. Lees: geen grijze Fiats meer.

Dolce Vita lakwerk
Klopt dat beeld met die 1207 vijfhonderdjes in het leasepark? Met slechts 22 grijze exemplaren zou je zeggen van wel. Dat de helft als wit of zwart te boek staat helpt het argument om meer kleur op straat te krijgen niet erg. Zo zijn oranje en rood goed voor respectievelijk acht en negen procent, tegen dertien en vijftien procent voor blauw en groen.
En toch doen we Fiat met die stellingname tekort. Een derde van het Nederlandse leasepark zoals we dat hier beschouwen is grijs. Wit en zwart blijven voor het hele park wat achter bij de Fiat 500, wat impliceert dat er toch mensen zijn die het niet beschikbare grijs vervangen door wit of zwart. Groen komt voor het hele park nog onder de vijf procent uit en blauw nipt boven het dubbele. Dat doet Fiat een stuk beter, waarbij groen blauw voorbijstreeft. Omwille van het EK voetbal: één op de vier oranje auto’s in het genoemde leasepark is een Fiat 500. Overigens, 1128 van de 1207 stuks zijn hybride, de rest volledig elektrisch, waarvan eentje het merk Abarth draagt.

Tesla heeft met zijn gamma van vier modellen een overzichtelijkheid waar veel merken van de gevestigde orde juist gaan voor diversiteit en variatie. Of die extra kosten opwegen tegen klantbinding en -loyaliteit? Bijdragen aan het resultaat onder de streep? Je kunt er de vraagtekens bij zetten. Feit is dat Tesla het populairste model levert maar op merkniveau niet verder komt dan plek vier, achter Kia, Volvo en Skoda maar voor Volkswagen, BMW, Peugeot, Hyundai en Audi.
Nieuwelingen
Tot slot een blik op de nieuwkomers. Het door onzekerheid geplaagde Fisker heeft elf Oceans bij leaserijders weten onder te brengen. Voorraadexemplaren kosten inmiddels ongeveer hetzelfde als de Model Y, maar kwamen van een prijsniveau dat twintig mille hoger was. Pijnlijk voor de leasemaatschappijen die de oude prijs afrekenden. Aiways heeft 99 U5 leaseauto’s rijden, BYD zelfs 668 stuks. Vrijwel net zoveel als MG en zo’n zeventig meer dan Cupra, het ‘andere’ merk van Seat. Lucid, dat in het topsegment opereert registreerde evenveel exemplaren van de Air als Fisker met de Ocean: elf stuks. Nio komt op zestien stuks, beduidend meer dan Vinfast met welgeteld één exemplaar (de VF8) in de lease. Xpeng en Zeekr sluiten de rijen met respectievelijk 204 en 240 gekentekende leaseauto’s van bouwjaar 2024 in ons Nederlands wagenpark.
Het rijtje Chinese producten in dat park wacht echter importheffingen, als de EU-plannen doorgang vinden. Lastig daarbij is de definitie Chinees. Er zijn Europese merken die in China produceren en dat vervolgens hier op de markt brengen. Het omgekeerde is ook waar: fabrikanten in Chinese eigendom die in de EU produceren. Het prijsargument is traditioneel, zoals gezegd, wel een argument waar de leaserijder gevoelig voor is en als zo’n heffing leidt tot hogere prjizen dan kan dat de keuze beïnvloeden.