Op termijn zal de smeerolieplas die wordt verbruikt in de autobranche opdrogen. De oorzaak hiervan is de elektrificatie van mobiliteit. De vraag die iedere aftersalesmanager bezighoudt, is wanneer dat gaat gebeuren. Het antwoord is: voorlopig niet.
Met name de overheid wil graag dat alle Nederlanders elektrisch gaan rijden. Het is de vraag of dat haalbaar is bij de huidige prijs van een EV, de gebrekkige laadinfrastructuur en de nog altijd als te laag bevonden actieradius. Ook autofabrikanten kondigen, zij het vaak op de langere termijn, de nodige EV-offensieven aan. In die plannen is het onzeker of er voldoende grondstoffen zijn om aan de daarmee gelijke tred houdende vraag naar batterijen te kunnen voldoen. Ook de aanhoudende discussie tussen batterij-elektrische en brandstofcelauto’s blijft een drempel om voor elektrisch te kiezen. Kortom, de auto met de brandstofmotor, zelfs de diesel, blijft het straatbeeld nog wel even bepalen.
Terugtocht
Toch is het niet ten onrechte dat autobedrijven zich zorgen maken over de toekomst van de aftersales. Vooral het verdienmodel met de huidige werkplaatsen staat ter discussie. De aftermarket zit zogezegd voor een gezond toekomstsperspectief niet op de EV te wachten. De onderhoudsomzet zal deels verdwijnen als de elektrische auto op meer acceptatie kan rekenen. Momenteel telt het Nederlandse wagenpark ruim 8,7 miljoen personen- en 950.000 bestelauto’s. De meeste daarvan hebben nog altijd motorolie nodig, wat goed is voor een geschatte totale olievervangingsmarkt van ongeveer 30 miljoen liter. Dat is een interessante markt, zeker gezien de marges. Dat die marktomvang niet zo snel zal teruglopen als sommigen voorspellen, onderstreept McKinsey in een recente analyse van de Europese smeeroliemarkt. Maar dat die markt in zijn achteruit staat, daar is ook McKinsey het over eens.
Onderhoudsintervallen
Voor de daling in die markt gaat McKinsey voor 2030 uit van een min ten opzichte van nu van zo’n 3 procent en voor 2035 van bijna 8 procent. Dat laatste is qua percentage natuurlijk best zorgelijk. Tegelijkertijd heeft dat gevolgen voor de aantallen onderhoudsuren en filters op de werkplaatsfactuur.
Die teruglopende smeeroliemarkt kent twee oorzaken. In 2035 zullen er ongetwijfeld meer elektrische auto’s rondrijden dan nu. Toch zal hun aandeel ook dan nog in verhouding bescheiden zijn. Analisten gaan uit van een wagenpark dat in 2030 nog altijd uit 8 tot 8,5 miljoen personen- en bestelauto’s met een verbrandingsmotor zal bestaan. Inclusief elektrische auto’s zal het wagenpark door de groeiende bevolking en vraag naar automobiliteit in 2030 ruim 9 miljoen auto’s tellen. Als de politiek woord houdt en we vanaf 2030 alleen nog maar EV’s mogen registreren, dan kan die 8 tot 8,5 miljoen in 2035 zijn teruggelopen naar 6 miljoen.
Wat eveneens de krimp van de olieplas zal bepalen, is de verdere verlenging van de onderhoudsintervallen voor verbrandingsmotoren. De verwachting is dat we vanaf 2025 auto’s op de markt krijgen die een gemiddelde service-interval van 35.000 tot 40.000 kilometer zullen hebben. Dat laatste komt mede door het gebruik van steeds hogere kwaliteiten basisoliën en additieven. Een lage viscositeit en het bestand zijn tegen hoge temperaturen zijn, naast smering, twee noodzakelijke eigenschappen voor een moderne motorolie.
Er is ook een tegengestelde trend. Er komt namelijk een generatie nieuwe motoroliën aan die juist voor een hoger olieverbruik gaat zorgen. In de VS is het bijvoorbeeld van Mobil en Motul al beschikbaar, in april volgt Toyota in Japan en naar verwachting eind dit jaar, begin volgend jaar komt Ford met 0W8, 0W12, 0W14 en 0W16 motorolie, alsook met 5W-varianten ervan. Deze oliën hebben als eigenschap dat ze relatief snel verdampen en dus vaker bijgevuld moeten worden.
Een en ander betekent tegelijkertijd dat de vraag naar een chemisch stabiele en dus steeds vaker synthetische motorolie zal toenemen. Verwacht wordt dat in 2030 het aandeel synthetische motorolie de 70 tot 80 procent zal gaan overschrijden. Dat heeft tevens tot gevolg dat de prijzen van smeerolie niet al te hard zullen dalen. Deze beweging wordt mede ingegeven door de steeds grotere diversiteit van voorgeschreven motorolie door autofabrikanten.
Grossiers
Autofabrikanten en de producenten van de motoren eisen dat de toegepaste en dus voorgeschreven motoroliën langer over hun kwaliteiten blijven beschikken, met maar één doel: langere service-intervallen. Dat leidt ertoe dat de twee belangrijkste componenten van een motorolie, de basisolie en het additievenpakket, steeds hoogwaardiger moeten worden. Ook dat heeft prijsimplicaties. Die oliespecificaties op merkniveau zijn ook in de vervangingsmarkt al heel gewoon geworden. In het merk-onafhankelijke kanaal heeft de automaterialengrossier daarom een steeds belangrijkere rol voor het universele autobedrijf gekregen als het om de beschikbaarheid van deze motoroliën gaat. De bulkopslag die eerst uit tanks van 800 tot 2400 liter bestond, heeft sowieso plaatsgemaakt voor vaten van 30 tot 60 liter en kleinverpakkingen, al dan niet in wandopstelling. Dat past ook nog eens prima in de dienstverlening van de grossier. In het dealerkanaal is het beeld op oliemerkniveau redelijk stabiel. De afgelopen jaren heeft met name Total veel marktaandeel gewonnen. Nu lijkt er een evenwicht te zijn bereikt tussen de diverse oliemerken, waarbij de dealerholdings door hun schaalgrootte de toon zetten.
Distributie
In de distributie van motorolie is de afgelopen jaren binnen het onafhankelijke kanaal veel veranderd. Eerst was er de schaalvergroting van partijen als LKQ-Fource (Valvoline, MPM, Triple QX) en PartsPoint Group (Repsol, Champion). Door de overname van grossiers (voorwaartse integratie) werd ook de oliedistributie opgeschud, niet in de laatste plaats door hun binding met de werkplaatsconcepten. Daarna volgde de achterwaartse integratie toen LKQ het oliemerk MPM overnam. Merken als Castrol, Eurol, Kroon Oil, Liqui Moly en andere strijden om de rest van de markt.
Die krijgen nu gezelschap van Petronas en Fuchs. Beide merken willen dit jaar proberen een deel van de oliewisselmarkt naar zich toe te halen. Vorig jaar zag ook een nieuw Nederlands oliemerk het licht, GoGo Oil van ondernemer Frank Beelen, die daarmee via een webshop de relatief hoge olieprijzen aanpakt. Zeker voor de doe-het-zelfmarkt worden nog veel oliën en oliemerken via webshops aangeboden, maar of die afzetmarkt zo groot is, wordt betwijfeld. Neem de apk. Van de bijna zeven miljoen apk’s per jaar wordt een groot deel inclusief een onderhoudsbeurt (en dus oliewissel) uitgevoerd. Nee, die oliemarkt blijft nog wel even een belangrijk segment in de aftermarket.
Dit artikel werd eerder gepubliceerd in nummer 2 van Aftersales Magazine, dat vrijdag 22 februari is verschenen.