Bij diesels is de aanwezigheid van drukvulling inmiddels niet meer weg te denken en bij benzinemotoren stijgt het aandeel rap. Doorgaans betreft het een storingsarm onderdeel en als het mis gaat blijkt de defecte turbo het symptoom in plaats van de oorzaak. En dan? Zelf aanpakken of vooral afblijven?
Tijdens de 2018-editie van Automechanika zocht de Deense fabrikant Nissens de spotlights met de lancering van een voor hen compleet nieuw segment waarbinnen turbo’s een prominente plaats innemen. En ze staan niet alleen in hun focus op deze productgroep, want er is de afgelopen tijd de nodige reuring rond drukvulling te melden. Niet vreemd als je naar de marktaandelen kijkt, die zeker in het benzinesegment fors stijgen (zie kader). Vanzelfsprekend hobbelt de aftermarket daar met vertraging achteraan, dankzij de minimaal twee jaar durende fabrieksgarantie. De marktaandelen van de auto’s met drukvulling kunnen weliswaar rap oplopen, als het inderdaad zo’n relatief storingsarm item is waarom zou je dan de moeite nemen? Als fabrikant om in dit segment actief te willen zijn, maar uiteindelijk ook als garagist om alle kennis en erva-ring te vergaren om deze klus efficiënt te kunnen oppakken.Waarom de moeite nemen als het zo’n storingsarm item is?
Om die vraag te beantwoorden leggen we ons oor te luisteren bij Cargarantie, een van de partijen die actief is met verlengde garanties. Weliswaar hoofdzakelijk voor het merkkanaal, maar de schaalgrootte waarmee zij dit doen maakt ze tot een interessante databron. Op basis van hun ruim 2,1 miljoen garantiecontracten maken ze regelmatig marktanalyses die onder meer in Aftersales Magazine gepubliceerd worden. Op ons verzoek hebben ze nu een analyse gemaakt die specifiek ingaat op het segment turbo’s en daar komen interessante resultaten uit. Van alle bij deze garantieverzekeraar geclaimde schadegevallen gaat het (afgerond) slechts in één van de honderd gevallen om een melding die gerelateerd is aan een turbo of supercharger. Het precieze percentage fluctueert van jaar tot jaar tussen nog geen procent en anderhalf procent.Rond de ton
Het kilometrage ligt dan in Nederland gemiddeld tussen de honderd- en honderdtwintigduizend kilometers. Hoger dan bij ons zuiderburen, waar het gemiddelde fluctueert tussen grofweg negentig- en honderdtwintigduizend kilometer. Financieel gezien lopen de landen ook uiteen. Het gemiddelde schadebedrag dat gerapporteerd wordt ligt daar rond vijftienhonderd euro, met als uitschieter afgelopen jaar: 1804 euro gemiddeld. Ons land kent een vergelijkbare uitschieter maar die vindt al een jaar eerder plaats. In 2018 is juist een dieptepunt van 1275 euro gemiddeld geregistreerd. Dat betekent dat in Nederland tussen 2014 en 2018 een dalende trend van het gemiddeld schadebedrag zichtbaar is, de piek buiten beeld gelaten. In België is dat juist heel stabiel rond 1500 euro, wederom de piek niet meegerekend. Die schadebedragen bevatten onderdelen en uren, een nadere uitsplitsing is echter niet beschikbaar. Ook worden de bedragen beïnvloed door andere factoren zoals de lokale samenstelling van het wagenpark. Daarmee bedoelen we niet zozeer het volledige actieve park in het land, maar die gedekt worden door een polis van Cargarantie. Dat kan dus invloed hebben op de brandstofmix maar ook op de schadefrequentie en -bedragen. Zit er een merk tussen dat problemen heeft met een bepaalde serie dan piekt vanzelfsprekend het claimgedrag. Ook de lokale auto-importeurs spelen hierin een belangrijke rol, zij bepalen tenslotte de prijsstrategie van de OES-delen en de uurvergoeding. Merken noemt Cargarantie bewust niet, alleen gemiddelden van het totale klantenbestand.Zesmaal
In de wetenschap dat 95 procent van de diesels in ons land (personenauto’s en lichte bedrijfswagens) met een vorm van drukvulling werkt dan betreft het dus 1,3 miljoen turbodiesels. Het ‘geblazen’ aandeel onder de benzines is vele malen kleiner, vooralsnog. Het haalt de twintig procent niet. In absolute cijfers ontlopen beide vijvers elkaar daardoor weinig want tegenover elke diesel staan hier nu eenmaal vijf benzineauto’s. Dan praat je dus over grofweg 2,5 miljoen auto’s met een of meer turbo’s. Cargarantie hanteert een percentage ten opzichte van het totaal aantal claims, niet ten opzichte van het aantal auto’s. In de markt worden verschillende vervangratio’s gehanteerd, maar die blijven beperkt tot hooguit enkele procenten. Even makkelijk rekenend met te vervangen aandeel van anderhalf procent kom je dan uit op een potentiële marktgrootte van 45.000 turboproblemen. Nog even verder rekenend met grofweg 7500 reparatiepunten praat je dan over zes turboreparaties per bedrijf per jaar…
Daar komt bij dat de turbo bij uitstek een after-salesitem is dat binnen het merkkanaal weet te blijven. Dit ondanks de vele pogingen van de vrije markt om hierin verandering aan te brengen. Olaf Velthuis heeft als directeur van Turbo’s Hoet Nederland de afgelopen twaalf jaar alle energie gestoken in de turbobewustheid van de onafhankelijke aftermarket. “Het vervangen van een turbo kan in de ogen van garagisten gepaard gaan met technische en financiële risico’s. Die hoef je niet vrezen: met de juiste kennis over de mogelijke symptomen en oplossingen hoeft geen autobedrijf er voor weg te lopen.”
0 reacties
Prima artikel. Dank
peter pols