Het uitfaseren van voertuigen die rijden op fossiele brandstoffen moet niet worden uitgesteld tot later dan 2035. Er zijn zelfs goede redenen om het einde van voertuigen met een verbrandingsmotor te vervroegen naar 2030.

Dat stelt Avere, de Europese vereniging voor elektrische mobiliteit. Avere wijst erop dat voertuigen die nu nieuw verkocht worden gemiddeld nog zo’n vijftien jaar op de Europese wegen blijven. Het uitfaseren van voertuigen met een verbrandingsmotor uitstellen zou betekenen dat we er niet in slagen de klimaatverandering tegen te gaan, aldus Avere.

Niet-duurzaam

Voorstanders van het uitstellen van de ban op de verbrandingsmotor stellen dat deze verschuiving naar elektromobiliteit niet duurzaam is. Avere bestrijdt dit en stelt dat elektromobiliteit eenvoudigweg de meest efficiënte vorm van schoon wegvervoer is.

Ook wijst Avere erop dat we voor fossiele brandstoffen te zeer afhankelijk zijn van het buitenland. Bronnen voor EV-batterijen zijn volgens Avere veel meer gediversifieerd en kunnen materialen worden gerecycled. Bovendien zijn er innovaties die de afhankelijkheid van deze materialen verminderen.

Noodzaak en kans

Secretaris-generaal Philippe Vangeel vat het standpunt van Avere als volgt samen: “Het koolstofvrij maken van het wegvervoer is een noodzaak en een geweldige kans. Het is niet waar dat decarbonisatie ons kwetsbaar maakt. De oorlog tegen Oekraïne herinnert ons eraan dat het andersom is: het is onze verslaving aan fossiele brandstoffen die ons kwetsbaar maakt. Hoe meer we dit proces vertragen, hoe hoger de prijs die we zullen betalen, zowel in termen van de impact van klimaatverandering als met de gemiste kansen in de groeiende wereldwijde markt voor EV’s. De EU moet op zijn minst vasthouden aan haar toezegging om in 2035 de voertuigen op fossiele brandstof uit te faseren.”