Volgende week wordt naar verwachting de triloog over de herziening van de CO2-normen voor auto’s en bestelwagens in de EU afgerond. De verenigde industrie (zoals Acea en Clepa), vakbonden, werkgevers en milieuorganisaties hebben gezamenlijk aangedrongen op een Just Transition-kader binnen de nieuwe regels dat de structurele verandering in de industrie zal versnellen. Geld dus.
Momenteel ontbreekt een dergelijk kader voor de 16 miljoen werknemers in het mobiliteitsecosysteem, en met name voor de Europese automobielsector, die een motor van de industriële werkgelegenheid is. De autosector is goed voor meer dan 6 procent van de totale Europese werkgelegenheid en 8,5 procent van de Europese productiebanen. Vóór de crisis was de sector alleen al in Duitsland goed voor bijna 10 procent van het bbp en 40 procent van de uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling. De sector speelt een sleutelrol in de handel: Europa is verantwoordelijk voor meer dan 50 procent van de wereldwijde export van autoproducten. Dit is een industriële revolutie van historische proporties, aldus de betrokken partijen.
Bij- en omscholing
In een reeks publicaties zijn de potentiële verliezen, winsten en veranderingen in de automobielsector als gevolg van de huidige transformatie gekwantificeerd. BCG concludeerde dat alleen al voor de omschakeling in het segment personenauto’s 2,4 miljoen werknemers moeten worden bijgeschoold en omgeschoold. Volgens de European Battery Alliance zijn er 800.000 geschoolde werknemers nodig voor de e-mobiliteitsambities van de EU. Hoewel er nieuwe banen zullen worden gecreëerd, bijvoorbeeld in de batterijproductie en de oplaadinfrastructuur, zullen er banen verloren gaan in de bedrijven van de ICE-toeleveringsketen en in specifieke regio’s.
De banen zullen niet gemakkelijk uitwisselbaar zijn. Dit omdat ze zich vaak op verschillende plaatsen bevinden en verschillende vaardigheden vereisen. De Europese Commissie heeft al vastgesteld dat de regio’s die afhankelijk zijn van de auto-industrie, met meerdere uitdagingen worden geconfronteerd terwijl de EU aan het decarboniseren is, waardoor de behoefte aan ondersteuning van het regionaal beleid van vitaal belang is.
Gevolgen nog in kaart te brengen
Ondanks het belang van de industrie en de omvang van de aan de gang zijnde transformatie, moeten de gevolgen voor de werkgelegenheid en de tendensen van een verschuiving naar een klimaatneutrale automobielindustrie nog duidelijk in kaart worden gebracht. De betrokkenen verwelkomen de voorgestelde amendementen van het Europees Parlement op de verordening die het voorstel van de Commissie versterken door de oprichting van een speciaal fonds ter begeleiding van de automobielsector (artikel 8) en door de opneming van regelmatige verslaglegging en toezicht op de lopende overgang (artikel 14 bis).
De middelen van het bestaande EU-fonds voor een rechtvaardige overgang kunnen niet verder verdund worden omdat zij al nodig zijn voor de belangrijke uitdaging in de steenkoolafhankelijke en koolstofintensieve regio’s en industrieën, maar kunnen wel een model bieden voor een rechtvaardige overgang voor het bredere ecosysteem van de automobiel- en mobiliteitssector.
Gerichte financiering nodig
De genoemde partijen vragen de onderhandelaars op het volgende voorstel op te nemen in het volgende trialoogdebat op 27 oktober over het opzetten van financiering voor een rechtvaardige overgang ter begeleiding van de waardeketen: “Uiterlijk op 31 december 2023 dient de Commissie een verslag in waarin gedetailleerd wordt uiteengezet welke gerichte financiering nodig is om een rechtvaardige overgang in de automobielsector te waarborgen, met als doel de negatieve gevolgen voor de werkgelegenheid en andere economische gevolgen in alle getroffen lidstaten te verzachten, met name in de regio’s en de gemeenschappen die het meest door de overgang worden getroffen. Het verslag gaat in voorkomend geval vergezeld van een wetgevingsvoorstel tot instelling van een financieringsinstrument van de Unie om in de vastgestelde behoeften te voorzien en de opleiding, herscholing en bijscholing van werknemers in de automobielsector, met name in kleine en middelgrote ondernemingen, te financieren.”