Gerard ten Buuren is als bevlogen voorzitter van BOVAG Onafhankelijke Autobedrijven het cement en de smeerolie voor de ruim 3200 universele garages die lid zijn van de brancheorganisatie. Dat zijn tweede termijn er aan het eind van dit jaar op zit en de zoektocht naar een opvolger is gestart, is hét moment om bij te praten.
Dealernetwerken dikken in. Dat is een Europees gegeven. De werkplaatsklant ondertussen wil nog steeds voor zijn aftersaleservice ‘om de hoek’ terecht kunnen. Het onafhankelijke autobedrijf is daarvoor de uitgelezen partner.
Tot voor kort werd een ‘samensmelting’ van het OE- of merkkanaal en de onafhankelijke aftermarket als One Aftermarket benoemd, toch zien we weer meer aandacht voor het universele autobedrijf, zelfs bij dealerholdings. Deelt Ten Buuren die visie?
“In de snel veranderende aftermarket zie ik dat als het om de aftersales gaat, universele autobedrijven een belangrijkere rol krijgen toebedeeld. Het wagenpark verouderd, de maatschappij vergrijst, de druk op de arbeidsmarkt neemt verder toe en nieuwe technologie doet zijn intrede. Daarnaast verwacht ik dat het aantal dealervestigingen nog verder zal afnemen. Omdat dealers de aftersales toch nodig hebben om hun verdienmodel hoog te houden, zullen ze moeten investeren in hun aftersalesactiviteiten. Dat zal niet makkelijk zijn en daarom vind ik dat het onafhankelijke autobedrijf nu het momentum heeft om haar plek in de aftermarket verder te versterken. De local hero om de hoek blijft ons sterke punt. Simpel gezegd, het gaat om de waardering van de marktpositie van het onafhankelijke autobedrijf.”
Kun je een actueel voorbeeld geven?
“Zeker, en dat is gek genoeg niet eens een populair onderwerp bij veel van mijn leden, namelijk: de werkplaatsactiviteiten voor de zakelijke markt. Het aandeel van leasemaatschappijen en andere fleetowners bij de nieuwverkoop zal de komende jaren verder toenemen, is de verwachting. Dat komt niet in de laatste plaats door hun rol bij de EV-transitie. Het huidige wagenpark telt zo’n 1,3 miljoen zakelijke personenauto’s. De verwachting is dat dit toeneemt tot zeker 1,8 miljoen voertuigen. Voor met name het onderhoud voor hun klanten zoeken leasemaatschappijen de aftersales het liefst dicht bij het huisadres van de berijder. Nu weet ik ook wel dat een leasemaatschappij niet de makkelijkste klant is en de verdienmogelijkheden voor een universeel bij zo’n onderhoudsopdracht lager liggen dan bij particuliere consumenten. Toch denk ik dat een universeel autobedrijf zijn positie in de onafhankelijke aftermarket versterkt door deze klantengroep serieus te nemen. Aan de andere kant vind ik ook dat leasemaatschappijen flexibeler met hun aftersalesbeleid om zouden moeten kunnen gaan. Daar probeer ik in ieder geval een rol in te spelen.”
Waarom is de zakelijke markt zo interessant voor het autobedrijf?
”De irritatie bij het onafhankelijke autobedrijf is vaak terug te voeren tot de complexiteit van het acceptatieproces. Dat leidt tot margedruk. De praktijk laat ook zien dat de zakelijke markt een rendabele klantengroep kan zijn als je de werkprocessen efficiënt weet in te richten.”
Hoe hou jij de vinger aan de pols?
“Naast de vele individuele bedrijfsbezoeken, houden wij via negen regiobijeenkomsten, waar gemiddeld meer dan honderd bedrijven aanwezig zijn, feeling met onze leden. De afgelopen jaren groeit de input van de autobedrijven gestaag. Ik heb een lijstje met de in mijn ogen twintig belangrijkste punten, maar daar kunnen de leden op schieten. Dat gebeurt ook, want onze leden zijn allemaal mannen en vrouwen met een eigen mening, een eigen visie en geen fan van strakke regels. Kortom: echte ondernemers waar ik mijn uiterste best voor doe. Door met ze te sparren komen de echte probleemzaken wel bovendrijven, waar ik samen met mijn BOVAG-collega’s wellicht een oplossing voor kan aandragen.”

Noem eens een paar van die onderwerpen?
“De belangrijkheid ervan kan voor iedere ondernemer anders liggen, maar denk bijvoorbeeld aan de problematiek rond voertuigdata en recalls, aan online advertentieportalen en viaBovag, garantieperikelen, de kwaliteit van het klantenbestand inclusief INDI, cybersecurity, werkplaatsconcepten, de zakelijke markt, regelgeving en CSRD, State of health en de EV-batterij, schadeherstel en -afhandeling, de uitbreiding door dealerholdings van multimerken services et cetera. Meer en meer worden onze leden met een scala aan externe zaken geconfronteerd.”
Wat zijn momenteel de belangrijkste dossiers die jij met de leden bespreekt?
“Cybersecurity, EV-batterijreparatie, CSRD en zoals hiervoor al besproken: de rol van het universele autobedrijf in de zakelijke markt. Vooral het niet serieus nemen van cybercrime baart me zorgen. Tijdens enkele recente regiobijeenkomsten heb ik van zeker drie ondernemers gehoord dat zij waren gehackt. Soms lag hun bedrijf even stil, maar erger nog: ze moesten betalen om hun systeem weer operationeel te krijgen. Dit voorkomen is dus belangrijk, maar het lijkt geen prioriteit te hebben. Men denkt dat het toch niet gebeurt, maar uit rapporten – van ABN Amro bijvoorbeeld – blijkt dat cybercriminelen ook het mkb op de korrel hebben.”
Je noemt ook batterijreparatie. Is dat een actueel onderwerp?
“Misschien niet op grote schaal, maar we zien dat er toch vraag ontstaat. Ik vind het belangrijk dat je als ondernemer hiervoor nu al je opties in kaart brengt, dat je in ieder geval kijkt naar wat er nu al gebeurt. Wat kun je zelf? Of wie schakel je in om toch je werkplaatsklanten te kunnen helpen? Als het aandeel EV’s verder toeneemt, dan wordt het toch een service die de klant van het autobedrijf verwacht.”
En CSRD, de verplichting van een duurzaamheidsrapportage?
“De actuele druk is er even af, maar het is in mijn ogen verstandig om CSRD toch zoveel mogelijk in je ondernemingsprocessen te implementeren. Nu oppakken betekent niet alleen dat je er straks klaar voor bent, maar dat je er wellicht een aantal leermomenten uithaalt. Vergeet niet dat het autobedrijf onderdeel is van een totale leveringsketen. Straks worden grote ondernemingen alsnog verplicht om aan allerlei in de basis goede regels te voldoen die een duurzamere maatschappij opleveren. Dat betekent dat zij die verplichting ook neerleggen bij hun leveranciers en servicepartners. Als autobedrijf word je bijvoorbeeld gedwongen aan regels te voldoen die ondernemingen helpen hun duurzaamheidsdoelen te behalen. Daar kun je maar beter op tijd klaar voor zijn, denk ik.”
Hoe ziet het toekomstige universele autobedrijf eruit, zeg over tien jaar?
“Ten eerste denk ik dat het aantal onafhankelijke autobedrijven dan niet minder zal zijn dan nu. Als de dealers hun netwerken nog iets verder uitdunnen, dan zullen onze local heroes hun werkplaatsklanten bedienen met duurzame, kwalitatief hoogstaande en bovenal betaalbare aftersales. Wel denk ik dat de bedrijven een professionaliseringsslag moeten maken en in bepaalde gevallen zelfs zouden moeten kiezen voor een specialisme.”
Wat versta je onder een professionaliseringsslag?
“Uiteraard bijblijven met je technische competenties, maar dat zal altijd wel lukken. Waar ik aan denk is vooral een eigen beleid voeren, zelf de touwtjes in handen hebben, met een doordachte blik op de toekomst. Duidelijke keuzes maken, waarbij soms specialisatie kan worden overwogen. Of het nu gaat om een merkencluster, EV’s, of een combinatie met tweewielers, het gaat erom of je een duurzaam verdienmodel ontwikkelt, waarbij je ook nog eens onderscheidend in je regio kan zijn.”
Dat is een hele opgave voor veel ondernemers.
“Het is vooral een kwestie van doen en er de tijd voor nemen. Een optie is aansluiting bij een werkplaatsconcept, waar een deel van de benodigde randvoorwaarden door de conceptgever wordt ingevuld. Ik wil daarbij nadrukkelijk stellen dat een concept geen must is, maar slechts een mogelijkheid om te profiteren van gezamenlijke inspanningen. Er zijn echter genoeg voorbeelden van ondernemers die geen concept nodig hebben, omdat zij lokaal een sterk imago hebben. Die zijn in wezen hun eigen concept.”
Jou wordt weleens verweten dat je werkplaatsconcepten teveel promoot, dat ieder universeel autobedrijf zich aan zou moeten sluiten bij een bepaalde formule. Hoe kijk je eigenlijk aan tegen werkplaatsconcepten?
“Je moet niks natuurlijk. Het blijft altijd de individuele keuze van de ondernemer. Als je als ondernemer overtuigd bent dat je op jouw locatie, in jouw regio de local hero kunt zijn en je in staat bent om je onderneming zo te managen dat je de totale regie zelf kan voeren, dan heb je geen werkplaatsconcept nodig. Die vrije garages zijn er genoeg. Aan de andere kant, als je het bedrijf eens tegen het licht houdt en kijkt naar je positie in de markt, ook ten opzichte van de competitie, kom je misschien tot de conclusie dat je het niet allemaal alleen kan. Dan is een zoektocht naar een partner die je bijvoorbeeld kan helpen je marketing te professionaliseren, of helpt de zakelijke markt te betreden, een optie zijn. Voor velen is dat ook wat ze zoeken bij een werkplaatsconcept. We zien dat ook bij ons ROSA-onderzoek. Voordat je een keuze maakt, is het wel belangrijk dat je goed nadenkt over je positie in de regio en wat je wil bereiken. Los van welk concept ook, bij de aftersales is de mens achter de onderneming nog altijd een belangrijke factor. Dat is uiteindelijk toch de kracht van het onafhankelijke autobedrijf.”
Je bent bij Cecra, de Europese koepelorganisatie voor dealers en onafhankelijke reparateurs, voorzitter van de sectie onafhankelijke autobedrijven. Hoe hangt de vlag erbij in Brussel en hoe moeten we de oprichting van Automotive Mobility Europe in dat kader zien?
“Momenteel zijn we ons bij Cecra aan het heroriënteren. Er is een nieuw Europese Commissie en dito parlement, die door de geopolitieke spanningen veel ballen in de lucht moeten houden. Als Cecra zagen we ons mandaat onder druk komen doordat leden vertrokken. Dat begon al met Groot-Brittannië als gevolg van de Brexit, maar ook Duitse en enkele Franse leden zochten hun heil ergens anders. Redelijk onverwacht namen we ook nog eens afscheid van onze secretaris-generaal. Daardoor kwam onze rol als lobbyist in het geding. Diverse nationale brancheorganisaties – waaronder Bovag – hebben de krachten gebundeld in Automotive Mobility Europe. Dit is een nieuw samenwerkingsverband, waaraan ook meer landen deelnemen dan op dit moment binnen Cecra actief zijn, zodat we onze lobby-activiteiten voor de reparatie- en onderhoudssector hoog houden en zelfs kunnen versterken.”
In 2023 gooide je de knuppel in het hoederhok door banken “buitengewoon onfatsoenlijk” te noemen omdat het voor autobedrijven buitengewoon moeilijk was om krediet te krijgen. Veel discussie was het gevolg. Hoe heeft dat uitgepakt?
“Dat is eigenlijk best succesvol geweest. Met name ABN Amro en Rabo hebben goed naar ons geluisterd. De beide banken hebben hun beleid, na overleg met ons, in positieve zin aangepast. Natuurlijk kan het wellicht nog wat beter, maar we zijn al heel tevreden. Onze leden die het betrof, kunnen financieel gezien nu weer een stuk flexibeler opereren.”