De toenemende focus op (universele) aftersalesactiviteiten zal de komende jaren resulteren in een flinke concurrentiestrijd in en rond de werkplaats. Deze aftersalesbattle vraagt volgens ING om een gedegen visie en plan van aanpak. Dat laat de bank weten via haar eerste kwartaalbericht van dit jaar.
Dealers concentreren zich meer en meer op hun werkplaatsactiviteiten om het hoofd boven water te houden. Ook hier ontvouwt zich een stevige concurrentiestrijd. De aftersalesactiviteiten zijn de traditionele winstmaker van het dealerbedrijf en moet haar reputatie meer dan ooit waarmaken.
Het businessmodel verschuift daarbij naar universele (merkoverstijgende) aftersales, in potentie een enorme markt. Door niet meer gebonden te zijn aan één merk, en meestal ook nog de jongere jaargangen van dat merk, wordt het potentieel vergroot. Het zal voor dealers overigens zeker niet makkelijk worden om aandeel te veroveren in de universele markt. Zij komen daar namelijk een enorm aantal concurrenten tegen; onafhankelijke bedrijven, ketens, formules, fast-fitters, webshops en merkfabrikanten.
Nederland telde in 2010, volgens gegevens van het CBS, ruim 14.500 autobedrijven (inclusief dealers) die zich bezighouden met handel en reparatie van personenauto’s. Bijna tien procent meer dan in 2006. Naast het grote aantal bedrijven dat actief is in deze markt, is een additioneel probleem dat de totale reparatie- en onderhoudsbehoefte van het Nederlandse wagenpark naar verwachting zal teruglopen.
Het wagenpark groeit minder hard en het gemiddeld aantal gereden kilometers daalt. In zowel 2009 als 2010 kromp, voor het eerst in jaren, het totaal aantal gereden kilometers van het Nederlandse personenautopark.
“Het wordt dus nog een hele strijd voor dealers om zich te nestelen in de universele aftersales”, concludeert ING.