De EV-transitie is onderweg, maar heeft een lange weg te gaan. Er is dus tijd om je als ondernemer met een autobedrijf voor te bereiden op de nieuwe aftersalesmarkt die langzaam ontstaat. Autobedrijven doen middels hybrides en de eerste EV’s uit hun klantenbestand, nu al ervaring op met elektrische voertuigen. Het aanbod trainingen is eveneens groeiende. En eerlijk gezegd is tijd aan de zijde van het autobedrijf, want auto’s met een diesel- of benzinemotor bepalen de komende jaren het grootste deel van het werkaanbod. Maar er zijn meer zaken die het autobedrijf bezighouden.
BOVAG behartigt de belangen van zijn leden onder meer in Brussel, waar verschillende dossiers bij Gerard ten Buuren op zijn bureau liggen.
“Allereerst wil ik zeggen dat ik die dossiers niet alleen beheer. Zowel bij BOVAG als binnen Cecra en Figiefa worden de krachten in deze gebundeld en wordt er in alle gezamenlijkheid hard voor de leden gewerkt. Soms onder de radar en soms in alle openheid wordt er een intensieve lobby gepleegd, waarbij de belangen van onze leden uiteraard voorop staan. De belangrijkste dossiers die we nu onderhanden hebben zijn: voertuigdata, vooral dynamische data, reparatie-informatie, de EV-transitie, waarbinnen bijvoorbeeld het uitvoeren van een battery health check en het kunnen en mogen repareren van EV-batterijen een onderwerp is. Verder zijn er Sermi en cyber security, én heel belangrijk: de inrichting van de apk, of beter gezegd het kunnen handhaven van het in ons land gehanteerde apk-regime. De Europese Unie zou graag zien dat alle landen een gelijke manier van keuring hanteren. Daar liggen we als BOVAG voor ons land dwars voor natuurlijk, want terwijl in de landen om ons heen de apk wordt uitgevoerd door semi-overheidsinstanties, keuren wij als autobranche zelf de voertuigen. Ik hoef niemand uit te leggen dat dit voor alle autobedrijven de nodige contactmomenten met potentiële werkplaatsklanten oplevert.”
Moet het autobedrijf de EV-transitie omarmen?
“Jazeker, want er zal een lange leercurve nodig zijn om het verdienmodel ook mee te laten transformeren. Daar is genoeg tijd voor, want we zullen nog lang aan de fossiele auto blijven werken. Er rijden in ons land vandaag ruim 9,3 miljoen personenauto’s en 1,1 miljoen lichte bestelauto’s. Van dat volume personenauto’s is ruim 4,6 procent een EV. Dat wagenpark telt verder 8,7 procent hybrides, 77,8 procent auto’s met een benzinemotor en 8,9 procent diesels. Met de huidige groeipercentages wat betreft elektrische auto’s zullen we in 2035 – uitgaande van ongeveer 400.000 nieuw geregistreerde personenauto’s – een EV-wagenpark van 1,6 à 1,7 miljoen stuks hebben. Dat is ruim beneden de doelstelling van de overheid van 2 miljoen stuks. Voor onze aftersalesachterban zijn er dan nog ruim 8 miljoen auto’s met een verbrandingsmotor te repareren en te onderhouden. Veel consumenten kunnen de overstap naar een nieuwe EV financieel niet maken, zeker niet bij het huidige fiscale beleid. De tijd is dus aan onze kant, maar je moet wel bereid zijn om aan te haken bij de EV-transitie, want dat doen de eerste klanten ook al.”
Hoe kijkt BOVAG tegen werkplaatsformules aan?
“Mij wordt weleens verweten dat ik een werkplaatsconcepten-man ben en dat ik vind dat ieder universeel autobedrijf zich aan zou moeten sluiten bij een bepaalde formule. Niks is minder waar. Als je als ondernemer ervan overtuigd bent dat je op jouw locatie, in jouw regio de local hero kunt zijn en je in staat bent om je onderneming zo te managen dat je de totale regie zelf kan voeren, dan heb je geen werkplaatsconcept nodig, natuurlijk. Die vrije garages zijn er genoeg. Aan de andere kant is het goed om je bedrijf eens tegen het licht te houden en te kijken naar je positie in de markt, ook ten opzichte van de competitie. Dan kom je misschien tot de conclusie dat je het niet allemaal alleen kan. Dan is het slim om een partner te zoeken die je bijvoorbeeld kan helpen je marketing te professionaliseren, of de zakelijke markt te betreden. Dan kan een garageformule een optie zijn. Denk dus goed na over je positie in de regio.”
Zijn de leasemaatschappijen interessant voor het autobedrijf?
”Ik denk het wel. Sterker nog: ik verwacht dat de leasesector de komende twee à drie jaar een belangrijk deel van de R.O.B.-activiteiten gaat sturen richting het universele autobedrijf. Vaak wordt gesteld dat de marges te dun zijn in dit aftersalessegment. De praktijk laat zien dat de zakelijke markt een rendabele klantengroep kan zijn, als je de werkprocessen efficiënt weet in te richten. Dat de leasesector het vrije autobedrijf meer gaat opzoeken komt door de al eerder genoemde teruggang van het aantal dealervestigingen en de prijsontwikkelingen. Daarnaast zullen de grote onderdelendistributeurs hun werkplaatsconcepten inzetten om goede afspraken te maken met de leasemaatschappijen.”

Hoe ontwikkelt zich de kloof tussen universeel en merkdealer?
“Ik heb nooit echt geloofd in een kloof tussen beide bloedgroepen in onze aftersales. We zien juist een toenemende samenwerking tussen dealers en universele garages, die er in veel gevallen ook altijd geweest is. Enerzijds zoekt het universele autobedrijf naar de benodigde kennis en anderzijds heeft hij soms de zogenaamde captive parts nodig, onderdelen die niet direct bij een onafhankelijke grossier te krijgen zijn. Het onafhankelijke garagebedrijf staat door haar beperkte schaal dichter bij de klant. Bovendien neemt het aantal dealervestigingen verder af, zeker buiten de Randstad. En de klant zoekt zijn serviceadres het liefst dicht bij huis en/of werkadres.”
Autofabrikanten zijn toch meesters in het opwerpen van drempels?
“Dat is zeker waar, maar dat zegt niets over regionale en lokale collegialiteit tussen dealers en universele autobedrijven. Ik wil dat echt benadrukken. Als we straks vanuit Brussel de sectorspecifieke dataregelgeving hebben, is er weer een belangrijke drempel geslecht. Hier trekken we overigens samen op met RAI Aftermarket.”
Bovag heeft zich de afgelopen jaren ingespannen om pass-thru te omarmen. Is dat gelukt?
“Ja en nee. Iedereen weet dat actuele voertuig- en reparatiedata cruciaal zijn voor het kunnen uitvoeren van diagnoses, updates, het inleren van onderdelen en het kunnen doen van reparaties en onderhoud. De toegang tot die data is niet altijd even eenvoudig. Pass-thru biedt, in combinatie met de aanstaande Sermi-certificering, een soepele toegang tot die data. In ons land is diagnose op afstand goed georganiseerd en een prima functionerend concept. Er zijn diverse dienstverleners die dit aanbieden en we zien dat dit uitbesteden van diagnosewerkzaamheden in plaats van het zelf te doen via pass-thru bij veel autobedrijven de voorkeur heeft. Het is een keuze van de individuele ondernemer.”
Wat zijn de onderwerpen die de BOVAG-leden aandragen?
“Op onze regiobijeenkomsten en in persoonlijke gesprekken met de leden komt er een diversiteit aan onderwerpen voorbij. De drie belangrijkste punten die ik vaak beluister en met name een nationaal karakter hebben, zijn: vergrijzing, duurzaamheid en regeldruk. Wat het eerste betreft: de vergrijzing in onze sector is best een problematisch onderwerp voor veel ondernemers. Velen voor wie de oude dag nadert, zouden hun opgebouwde bedrijf willen verkopen, maar dat is minder makkelijk tegenwoordig. Familiale opvolging is steeds minder een optie en een buitenstaander mist veelal de binding met de klanten en de regio. Ook is het financieren van een automotive overname niet iets waar banken om staan te trappelen. Er zijn momenteel wel initiatieven om te kijken hoe een eventuele opvolging en/of overname kan worden gestimuleerd. Dat is uiteraard een proces dat tijd kost.”
Los van die problematiek veroudert ook het eigen personeelsbestand.
“De gemiddelde leeftijd van de monteur bij het universele autobedrijf neemt toe en dus is nieuw bloed nodig. De instroom van nieuwe en vooral jonge gemotiveerde medewerkers is een enorme uitdaging. Je moet niet alleen concurreren met andere autobedrijven die ook op zoek zijn naar handjes, maar vooral met andere technische sectoren. De druk op de arbeidsmarkt zorgt bovendien voor hogere loonkosten. Het is een mega-uitdaging die veel creativiteit en inspanning vraagt.”
Het begint natuurlijk met het behouden van medewerkers.
“Zeker. De uitstroom van personeel is absoluut een probleem. Behalve de vergrijzing zijn er medewerkers die een overstap naar een andere technische sector wagen. Ze krijgen daar meer betaald, of denken daar een beter carrièreperspectief te hebben. Daar zijn wij als autobedrijven minder goed in. Het is voor jongere medewerkers belangrijk om te zien wat er op termijn mogelijk is bij een bedrijf, niet in de laatste plaats in persoonlijke ontwikkeling door training en opleiding. De uitstroom wordt bovendien gestimuleerd door een minder goede begeleiding op de werkvloer van de nieuw aangetreden medewerker. Het resultaat is dat het autobedrijf met te weinig medewerkers een relatief hoog werkaanbod moet opvangen. Dat leidt tot een hoge werkdruk en dat leidt weer tot stress. Uiteindelijk heeft dat ook gevolgen voor je omzetpotentieel.”
“Wat de regeldruk betreft, ook dat is voor ondernemers een grote zorg. Onderdeel daarvan is de door regelgeving groeiende noodzaak voor certificeringen en bijvoorbeeld equipmentkeuringen. De kosten daarvoor lopen hard op. Vergeet daarbij niet dat het in verhouding kleinere garagebedrijf onderdeel is van een keten of ecosysteem. Straks worden grote ondernemingen verplicht om aan allerlei in de basis goede regels te voldoen, die een meer duurzame maatschappij moeten opleveren. Dat betekent ook dat zij die verplichting neerleggen bij hun leveranciers en servicepartners. Als autobedrijf word je bijvoorbeeld gedwongen aan regels te voldoen die een leasemaatschappij helpen zijn duurzaamheidsdoelen te behalen, terwijl je daar soms grote investeringen voor moet doen, die niet in verhouding staan tot je eigen duurzaamheidsdoelen.”
Is duurzaamheid dan geen noodzaak?
“Absoluut wel, maar je moet wel de tijd krijgen om de benodigde stappen te zetten. Ik vind dat we onder andere middels BOVAG Energie het autobedrijf enorm helpen om die stappen te zetten. Denk aan de aanschaf van zonnepanelen, of het inzetten van elektrische auto’s als servicebusjes of vervangend vervoer. Kijk ook of je laadpalen kunt installeren. We stimuleren de bedrijven om zich te committeren aan de aanpak van het label Erkend Duurzaam. Steeds meer ondernemers zijn zich er echt wel van bewust dat ze het verduurzamen van hun onderneming moeten oppakken. Al lijkt het op afstand een complexe klus, je kunt altijd iets doen. Begin in ieder geval met de zaken die al gedaan kunnen worden: de eigen afvalberg verkleinen, recycling bevorderen en gebruikte delen vaker aanbieden en inzetten voor een reparatie. Zo draag je niet alleen bij aan een meer circulaire samenleving, maar houden we op die manier voor bepaalde doelgroepen de mobiliteit ook betaalbaar. De EV-transitie zal zich niet laten stoppen, maar zal zeker langzamer verlopen dan de overheid wil. Ook hier geldt: bereid je erop voor. Daarnaast hebben ondernemers er ook belang bij om bijvoorbeeld hun energieverbruik te verlagen. Maatregelen om het energieverbruik te verlagen zijn soms al snel te nemen.”