Al mijn hele leven heb ik een voorliefde voor Engelse auto’s. Een liefde die ik ongetwijfeld te danken heb aan het feit dat mijn vader van mijn geboorte tot ongeveer mijn elfde jaar voor het roemruchte British Leyland Nederland (later Austin Rover) werkte.
De folders van de modellen uit die tijd staan nog in mijn kast: de Rover SD1, de Jaguar XJS, de Austin Metro, Maestro, Montego en diverse andere. Helaas bleef succes uit en volgde reorganisatie op reorganisatie, waarbij eind jaren tachtig ook mijn vader moest plaatsmaken. Een zegen, bleek, toen hij de overstap maakte naar de snelgroeiende leasebranche. Noodgedwongen verandering kan dus ook goed uitpakken.
Ook in de jaren daarna volgde ik de Britse merken, waarbij vooral de teloorgang van Rover in haar laatste jaren uitermate pijnlijk was. Een aantal dubieuze artsen (Phoenix Consortium) probeerde, tegen beter weten in, de zieke, oude Britse gentleman nog in leven te houden. Kwakzalverij met als ultieme dieptepunt de Rover CityRover. Jaguar en later Land Rover (na een omweg via BMW) balanceerden ondertussen onder Ford jarenlang op de rand van de afgrond. Een soortgelijk bestaan als Saab onder GM. Grootmachten met voldoende reserves om merken in stand te houden, maar helaas niet in staat de ommekeer tot stand te brengen. Jaguar Land Rover (nu volledig samen) had vervolgens het geluk in Tata een nieuwe eigenaar te treffen met visie. Saab was duidelijk minder fortuinlijk met Spyker, maar zoekt als ongeneeslijk zieke patiënt zijn laatste kans onder een nieuwe eigenaar (NEVS) in de alternatieve geneeskunde. Een elektrische Saab op basis van de stokoude 9-3 moet redding brengen. Onwaarschijnlijk, maar Saab lijkt als een kat met negen levens.
Dat laatste zien we overigens wel vaker in de auto-industrie. Ondanks de al jaren aanwezige concurrentie en structurele overcapaciteit, wankelen velen maar valt niemand. Of toch? De financiële crisis veroorzaakte eind 2008 een zware aardbeving en de forse naschok die met name Zuid-Europa trof, lijkt nu de zwakke fundamenten van een aantal spelers bloot te leggen. In een paar jaar tijd hebben we in Europa reeds twee miljoen autoverkopen per jaar zien verdampen en wordt een onzekere consument steeds kritischer. Wie in het grijze midden blijft en geen meerwaarde biedt, heeft een probleem.
Iets wat ook duidelijk blijkt wanneer je het verloop van de marktaandelen bekijkt in Europa van 2002 tot 2012. De winnaars zijn premiummerken zoals Audi en BMW die hun producten een duidelijke meerwaarde weten te geven en merken met value for money, zoals Kia, Hyundai, Skoda, Dacia, Chevrolet (in 2002 nog Daewoo) en Suzuki. Daar tussenin wordt de ruimte steeds krapper. Alleen Volkswagen lijkt de gulden middenweg te hebben gevonden. Nissan weet zich te ontworstelen door een succesvolle niche aan te boren en van haar Qashqai een cashcow te maken en ook Volvo boekte winst. U mag raden wie het winnaarslijstje afsluit? Het kostte haar waarschijnlijk een paar levens maar de Britse kat spint weer. Jaguar Land Rover wint gezamenlijk marktaandeel en voegt meer waarde toe aan de markt door grondig te vernieuwen. Wie volgt?